Biologen en peleontologen spreken over het nullastniveau van extincties door de gehele geschiedenis van het leven. Dat nullastniveau is de normale,gemiddelde snelheid waarmee soorten verdwijnen. Het wordt over het algemeen in evenwicht gehouden door de snelheid waarmee soortvorming plaatsvindt. Deze twee, extinctie en soortvorming,vormen samen nog een andere vorm van verloop- in dit geval op mondiaal niveau. De snelheid waarmee extincties in het verleden plaatsvonden kan niet precies worden berekend,omdat hiaten in het fossiele archief verhullen wat er verloren is gegaan. Maar een behoedzame paleontoloog David Jablonski,heeft een ter zake kundige schatting gemaakt en houdt het "voor de meeste typen organismen op misschien een paar soorten per miljoen jaar". Een paar zoogdiersoorten,een paar vogelsoorten,een paar vissensoorten gingen iedere miljoen jaar door extinctie verloren- met dat tempo kon de evolutie het bijbenen en door soortvorming aan iedere groep een paar nieuwe soorten toevoegen. Verliezen die door nieuwe aanwinsten in evenwicht worden gehouden leveren geen nettoverlies op van de biologische verscheidenheid. Extinctie op dat niveau, het nullastniveau,is een normaal en duurzaam proces. Tegen die achtergrond treden een klein aantal grote gebeurtenissen op de voorgrond. Deze cataclysmen,die allesbehalve normaal zijn, zijn de massa-extincties die wetenschappers nu beschouwen als belangrijke leestekens in de geschiedenis van het leven. Sommige gebeurtenissen zijn befaamd: de extinctie in het Krijt, de extinctie in het Perm. Bij zo'n massaal uitsterven, in een betrekkelijke korte tijd, is het tempo van extinctie veel hoger dan het tempo van soortvorming en de rijkdom van de biosfeer stort in. Niches komen leeg te staan. Ingexwikkelde netwerken van ecologische relaties worden in de war geschopt. Volledige ecosystemen blijven geplunderd en geruineerd achter. Miljoenen jaren verstrijken voordat soortvorming de open gaten opnieuw heeft gevuld en de algehele verscheidenheid op het oude niveau heeft teruggebracht.
Niamand weet precies wat de massa-extincties in het verre verleden veroorzaakte. Rivaliserende hypothesen lopen uiteen van klimaatverandering tot een tot nu nog niet ontdekte Dodenster, de donkere begeleider van de zon, die door kosmische zwaartekrachtgolven iedere zesentwintig miljoen jaar een storm van dodelijke asteroiden in de omgeving van de aarde ontketent. Het debat over deze rivaliserende hypothesen vormt een fascinerend verhaal, waar ik verder niet op inga. Het is voldoende om vast te stellen dat er op vijf momenten in een ver geologisch verleden massa-extincties van de eerste orde plaatsvonden en dat alle extinctie veroorzaakt werd door een onbepaald aantal natuurlijke factoren,waarbij de mens, niet kan worden meegerekend. De extinctie in het Krijt, 65 miljorn jaar geleden,eiste de laatste dinosaurussen op; de extinctie in het Perm, 250 miljoen jaar geleden, roeide meer dan de helft van ongewervelde zeedieren uit. Andere massa-axtincties sloegen toe aan het eind van het Ordovicium ( 440 miljoen jaar geleden), in het late Devoon ( 370 miljoen jaar geleden) en aan het eind van het Trias ( 215 miljoen jaar geleden). Bovendien verdween er een flinke verzameling grote dierensoorten gedurende de laatste millenia van het Pleistoceen, nog geen tien-à twintig-duizend jaar geleden, en in het laatste geval is de mens misschien deels verantwoordelijk; die extincties uit het Pleistoceen vonden plaats rond de tijd dat de mens in gewapende en samenwerkende groepen begon te jagen. Maar vergeleken met de vijf grote gebeurtenissen was de pleistocene kramp van bescheiden aard en bleef hij vooral tot zoogdieren beperkt. Er zijn nog andere, mindere periodes geweest,waarin het tempo van extinctie het nullastniveau enigzins overschreed. Eén manier om massa-extincties van een 'mindere periode' te onderscheiden is, volgens Jablonski, dat het in het eerste geval om extinctie gaat die onder veel verschillende planten-en diergroepen tweemaal zo hoog is als het nullast niveau.
Volgens deze rigoureuze maatstaf bleven we er nu een.
Het begon een paar duizend jaar geleden,toen mensen uit de neolithische culturen aan de randen van de continenten in primitieve boten de open zee op voeren. Bij de kolonisatie van afgelegen eilanden als Madagaskar, Nieuw- Zeeland, Nieuw-Caledonie en de Hawaii Archipel roeiden de menselijke indringers onmiddellijk een aantal endemische vogelsoorten uit. Vele van deze uitgestorven vogels waren reuzenvormen, die niet vlogen en ecologisch naief waren. U hebt inmiddels al een beeld van hoe dat in zijn werk ging, eiland na eiland over heel de wereld. Eeuwen voordat het eerste Portugese schip in Mauritius landde had de neolitische golf van menselijke invasie zijn schadelijke werk al gedaan. Maar de resultaten waren vrijwel hetzelfde en de door de Europeanen op eilanden veroorzaakte extincties vormden in feite de tweede fase van het grote proces. Het geval dodo was er slechts één uit de duizenden.
Sinds het tijdperk van de neolitische reizen tot op heden is twintig procent van de vogelsoorten uitgestorven. De laatste paar eeuwen is het tempo van extinctie verder verhoogd,met een mate die- van vogels naar allerlei dier- en plantensoorten en van eilanden naar continenten-toeneemt naarmate de impact van de mens gelijke tred houdt met de groei van de bevolking,technologische doeltreffendheid en arrogantie. Tegenwoordig is het niet alleen een kwestie van dodo's, olifantsvogels en moa's. Vandaag de dag verliezen we van alles wat.
Binnen enkele decennia zullen we, als de huidige trnd zich doorzet,van alles een heleboel verliezen. Als we een groot deel van de biologische verscheidenheid op aarde uitroeien, zullen we ook een groot deel van zijn schoonheid,zijn complexiteit,zijn intellectuele invloed,zijn spirituele diepte en zijn ecologische gezondheid verliezen. Het onvruchtbaar maken van onze biosfeer is een vorm van zelfmoord plegen.
maandag 22 juni 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten