De meeste beenderen van de dodo die nu tentoongesteld zijn in musea, werden voor het merendeel ontdekt rond 1865 in Mare aux Songes in Mauritius.George Clark,een leraar in Mahébourg, werd geintresseerd in Dodo's na het lezen van het standaardwerk over de dodo, The dodo an its kindred, geschreven door Strickland en Melville. Hij vroeg zich af of er al dan niet beenderen terug te vinden waren of andere aanwijzigingen van de dodo op het eiland. Hij zette eerst in op verschillende archeologische sites,zonder enig resultaat. Waarop hij inzette op de meer moerassige gedeelten van het eiland,met de gedachte dat de beenderen daar beter zouden geconserveerd zijn. In september 1865 Gaf de Franse planteboer Gaston de Bissy de toestemming om het gebied Mare aux Songes droog te leggen. Clarke nam deze handreiking met beide handen aan. Hij bezocht de plaats samen met de planteboer, en maakte met de boer de afspraak dat elk been of beentje dat ze opgroeven opzij werd gelegd voor hem.In de eerste opgravingen werden er wel benderen gevonden,maar die waren alleen afkomstig van schildpadden,toch gaf Clarke de moed niet op en bleef geloven in zijn theorie.Mijnheer Bissy gaf hem twee werkmannen ter beschikking,om zo nog eens een keer de stinkende bodem van het moeras te doorzoeken,met hun blote voeten. Na nog vele onvruchtbare pogingen,kwamen er op een middag toch dodo-beenderen bovendrijven.Aangemoedigd bleven ze verder zoeken,en op een bepaald moment kwamen er zo veel beenderen bovendrijvendat ze een volledig skelt konden reconstrueren als ze dat wilden.Op een paar beenderen na zou dit zeker binnen hun kunnen liggen. Het enige nadel was dat de beenderen een zwarte-bruine kleur hadden aangenomen door hun vele jaren in het slijk. In de jaren die erop volgde vonden de haarkapper en amateur archeologist Thirioux nog meer dodo-beenderen in de gebieden van Montagne Le Pouce,Anse Courtois, Vallée des Prétres en Montagne Corps de Garde.
In oktober 1865,arriveerde er een kast vol beenderen in Londen gezonden door George Clark. Honderden beenderen gekocht voor honderden ponden,door het Britse Museum.Ze werden aan de zorg toevertrouwd van Sir Richard Owen (1804-1892) de superintendant van het Natuurhistorische departement. Deze multi-getalenteerde man was een dokter, maar doceerde ook fysiologie aan het college voor chirurgen,en paleontologie aan de school voor Mijnen.Hij was tevens een autoriteit op het gebied van de comperatieve anatomie.Zijn publicaties over het subject fossielen waren erg invloedrijk,en belangrijk leesmateriaal voor wetenschappers in verschillende deelgebieden van de wetenschap. Owen hield zijn eerste lezing over vindingen van Clark in januari 1866. In dat zelfde jaar publiceerde hij zijn eerste artikel in,tesamen met een prachtige lithografie in " Transactions of the zoological society". Een meer gedetailleerde publicatie verscheen in 1869, ze bevatte een detail van het skelet dat gereconstrueerd was onder zijn supervisie. De blauwdruk voor zijn onderbneming was de " Edwards" dodo door Saverij.
dinsdag 16 juni 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten