In China en Mongolie is de variatie in de uitgestorven zoogdieren nog groter dan in Portugal. Alle fossielen stammen uit een periode die zo'n 160 miljoen jaar geleden begint en rond de 35 miljoen jaar geleden eindigt. Een kleine soort die op een muis lijkt, Akidolestes Cifelli, komt uit China. Net als de meeste andere zoogdieren van destijds heeft hij geen moderne nakomelingen. Zijn muizige uiterlijk heeft niets met muizen van nu te maken, maar wel met de levenswijze die hij met onze muis gemeen heeft. Het lijkt wel alsof de evolutie in de eerste tijd van de zoogdieren eens flink heeft geexperimenteerd. Er zijn veel verschillende vormen en soorten ontstaan, waarvan de meeste echter na korte tijd al weer verdwenen waren, kennelijk omdat ze het allemaal niet konden bijbenen: de evolutionaire ontwikkeling van de habitat ging te snel en de concurrentie van andere soorten was te groot.
De blijvers, dus de voorlopers van de huidige ordes van zoogdieren, ontstaan pas later; ettelijke miljoenen jaren na het verdwijnen van de dinosaurussen maken de zoogdieren van de volgende grote periode van bloei mee. De Yanoconodon allini is een goed voorbeeld van de evolutionaire ' experimenten' die in zekere zin zijn doodgelopen. Hij leek weliswaar op een marterachtige van nu, maar hij had zes nek- en ruggewervels meer dan de zoogdieren die wij in onze tijd kennen. Ondanks hun bescheiden afmetingen hadden veel kleine zoogdieren zich al sterk gespecialiseerd wat eetgewoontes, beweging en leefomgeving betreft. De meeste waren vermoedelijk landdieren, maar sommige soorten waren het water ingegaan en anderen kozen voor de lucht. Zo'n landdier was de Sinodelphys szalayi, die 125 miljoen jaar geleden leefde in het huidige China. Hij was niet erg groot: slechts 15 centimeter lang en 30 gram zwaar, maar de vorm van zijn schouders, heupen en poten duidt erop dat hij, zo vroeg als het was in de geschiedenis van de zoogdieren, een zeker vermogen had ontwikkeld om in bomen te klimmen. De onderzoekers maken ook uit zijn bouw op dat hij het liefst in het struikgewas op de oevers van de meren en rivieren leefde. Waterzoogdieren zoals walvissen en zeehonden waren op dat moment nog niet ontwikkeld, maar andere soorten wisten al in het water te overleven. Een van de grootste dieren was de bever- of otterachtige Castorocauda lutrasimilis, die in Mongolie gevonden is, waar hij zo'n 164 miljoen jaar geleden rondzwom. Hij werd ongeveer 50 centimeter lang en woog waarschijnlijk rond de 800 gram. Hij was zeer gespecialiseerd wat betreft zijn leefwijze, en de fossielvondst is dan ook een van de belangrijkste bewijzen van de nieuwe theorie dat de zoogdieren veel meer ontwikkeld waren dan dat we tot dusver hebben aangenomen. Zo leek zijn staart op die van onze bever, en waarschijnlijk gebruikte hij hem ook om bij het zwemmen mee vooruit te komen.
Zou de Castorocauda in zijn tijd naar boven hebben gekeken, dan zag hij vast de Volacotherium antiquum zweven. Dit was het eerste zoogdier dat vliezen tussen zijn poten ontwikkelde, zodat hij door de lucht van boom tot boom kon zeilen. Een geweldigemethode om aan zijn vijanden te ontkomen, maar ook een goede manier om bij het foerageren tijd en energie te besparen. Al had hij veel van de vliegende eekhoorn van nu, dit prehistorische dier is geen familie van andere bekende zoogdierordes.
Grote zoogdieren waren in die periode zeldzaam, maar sommige soorten namen al wat in omvang toe. Twee van de meest indrukwekkende waren van het geslacht Repenomanus: de R. giganticus en de R. Rebustus. Ze werden circa een meter lang: de giganticus was misschien iets groter. Ze wogen 14 tot 15 kilo en waarschijnlijk leken ze op de Tasmaanse duivel, maar waren wat groter. Aan het bgebit is te zien dat het roofdieren waren, maar het meest interessant is dat ze de dinosaurussen kennelijk tot hun prooidieren rekenden. Een van de onlangs gevonden dieren, een R. robustus, stierf niet lang na een stevig maal, en de resten van zijn prooidier zijn samen met hem versteend. De botten die in zijn maag zaten, waren van een jonge Protoceratops, een dinosaurus zo groot als een schaap. Als de Repenomamus veel voorkwam, vormde hij voor jonge dino's wellicht een ernstige bedreiging. De meeste prehistorische zoogdieren hebben geen moderne nakomelingen, maar toch moeten we sommige als voorloper van de huidige dieren beschouwen. Zo is het landdier Sinodelphys Szalayi het tot dusver oudst bekende buideldier. Na het uitsterven van de dinosaurussen was er ruimte voor een geweldige opkomst van nieuwe levensvormen, maar het duurde minstens vijf miljoen jaar voor er pas echt iets gebeurde. Nieuwe vondsten wijzen echter uit dat de zoogdieren zich tot die tijd prima hebben gered. Ook toen het leven op aarde goeddeels in het teken stond van gigantische roofdieren.
woensdag 30 september 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten