Kwallen zijn holtedieren die het grootste deel van hun leven met de stroming door het water zweven. Kwallen kunnen zich maar beperkt actief voortbewegen. Dit doen ze door de klokvormige hoed samen te trekken. Omdat kwallen niet tegen de zeestroming in kunnen zwemmen horen ze bij het dierlijke plankton. Een kwal is een eenvoudig dier en bestaat voor 98% uit water.
Rond de mondopening zijn 4 " mond-armen" geplaatst. Bij sommige soorten groeien er vanaf de rand van de klok nog langere tentakels ( een soort slierten). Alle kwallen hebben " netelcellen". Dit zijn celletjes waarin een harpoen ligt opgerold. De cel is afgesloten met een dekseltje. Als de cel wordt aangeraakt dan springt het deurtje open en schiet het harpoentje naar buiten. De harpoenen bevatten gif om prooidiertjes te verlammen of te doden. Bij sommige soorten langs het strand is het gif zo werkzaam dat wij mensen er huiduitslag of jeuk van krijgen. In tropisch water, bijvoorbeeld, bij Australie komen kwallen voor die dodelijk zijn voor de mens. De netelcellen kunnen over het hele lichaam verspreid zijn, maar zijn altijd als batterijen kanonnetjes opgesteld op de tentakels rond de mondopening. Alle kwallen zijn roofdieren die hun prooi met de tentakels in de mond brengen.
De voortplanting van kwallen verloopt zeer bijzonder. De kwallen leggen eitjes die bevrucht worden. Uit zo'n eitje ontstaat eerst een kleine poliep. Dit is een soort geleiachtig torentje van ongeveer 1 centimeter groot, dit poliepje zet zich vast op een schelp of een plant. In bepaalde maanden vann het jaar laten er vanaf de top van het torentje steeds schoteltjes los. Deze kleine schoteltjes zijn de jonge kwalletjes die in een paar maanden uitgroeien tot de grote kwallen die wij op het strand vinden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten