woensdag 19 augustus 2009

Goethe en de planten ( deel 2)

We zijn gewend om te denken over het universele al was het een generalisatie die we door inductie bekomen vanuit verschillende particuliere deeltjes. In dit geval gaan we ervan uit dat we van particuliere deeltjes overgaan naar het universele, dat omdat het nu geindentificeerd wordt met het algemene, aan ons verschijnt als een abstractie. Het is in feite een abstractie van de intellectuele geest. Maar Goethe werkte altijd naar het punt toe dat hij de intuitieve geest tot ontwaken kon brengen. In de intuitieve geest is het universele niet hetzelfde als het algemene. Het is daarvoor nooit bereikt door de gemeenschappelijke deler te abstraheren van de particuliere deeltjes. Het is voor de intuitieve geest een omkering van de perceptie. In plaats van een beweging die gaat van een mentale abstractie van het particuliere naar het algemene, is het een perceptie van het universele dat schijnt in het particuliere. En verschijnt het als een concrete manifestatie van het universele. Met andere woorden, het particuliere wordt een symbool voor het universele. Dus wat particulier is voor de zintuigen, en de gedachten die daar mee corresponderen, zijn simultaan universeel aan een intuitieve manier van kijken die wordt geassocieerd aan een ander soort bewustzijn.

Goethe's beschrijving van het primaire fenomeen " een deeltje dat er duizend waard is", moet verstaan worden als de relatie tussen het particuliere en het universele. Dit is ook meteen de manier waarop we het archetypische plantorgaan moeten begrijpen. Dat is ook meteen de reden waarom we de uitspraak overal zichtbaar en nergens zichtbaar kunnen uitspreken. Goethe ervaarde dit orgaan meteen als holistische manier van bewustzijn en minder als een mentale abstractie. Zoals we in (deel 1) al kunnen lezen hebben mogen we het archetypische orgaan niet verwarren met het primitieve orgaan waaruit ander materiaal zal ontstaan. Het Urorgan is niet subjectief ( een mentale abstractie) noch objectief ( een primitief orgaan). Beide vergissingen worden keer op keer gemaakt. Zelfs Goethe zelf maakte deze vergissing ( het primitieve orgaan) voor dat hij tot het besef kwam dat de richting waarin hij dacht, nooit de richting was waar hij wou uitkomen. Hij dacht dus met andere woorden op een verkeerde manier.

In zijn botanische notities die hij maakte tijdens zijn Italiaanse reis, schreef Goethe het volgende " Hypothese: alles is blad. Deze simpele stelling maakt de grootste diversiteit mogelijk". Het blad waaraan hij refereert moet opgevat worden in de universele bewoording van een omnipotentiele vorm en niet van één bepaald organisch blad. De verschillende organen van die plant krijgen dan de perceptie van metamorfische variaties van de vorm, en elk deeltje kan ontstaan uit een ander deeltje. Er is een continuiteit van vorm, maar niet van materiele substantie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten