dinsdag 12 januari 2010
biodiversiteit 2010: deel 2
Natuurbehoud richt zich hoofdzakelijk op bedreigde soorten en leefgebieden.Dat is begrijpelijk.Een groeiend aantal soorten en leefgebieden moet aan het infuus.De jongste jaren wordt echter duidelijk dat de biodiversiteitscrisis zich niet beperkt tot bedreigde soorten.Er tekenen zich ook zorgwekkende trends af bij wijdverspreide soorten.Dat is een nieuw signaal waarop een degelijk biodiversiteitsbeleid een antwoord moet bieden.De mate vanbedreiging van een soort in een regio,een land of wereldwijd kan op verschillende manieren ingeschat worden.De meest gangbare manier is de vergelijking van verspreidingsgegevens in twee periodes (bv,jaren 1980 tegenover 2000).Gebieden worden in vaste rastercellen opgedeeld en er wordt voor iedere soort cel per cel nagegaan of ze aanwezig is.De rastercellen van de kaartprojectie,vernoemd naar Mercator-de Universele Transversale Mercatorprojectie of kortweg UTM-systeem-,vormen de gangbare standaard voor het verspreidingsonderzoek.Omdat de zoekintensiteit niet altijd dezelfde is tussen de verschillende periodes,moeten statistische analyses daar rekening mee houden.Voor veel soortengroepen beschikken we echter niet over genoeg oud en nieuw cijfermateriaal.De best onderzochte groepen zijn meestal vogels,planten,amfibieen en dagvlinders.Het beeld van de toestand van de biodiversiteit is dus erg onvolledig.De grote soortenrijkdom en moeilijkheidsgraad om bepaalde soorten correct te identificeren maakt dat tot een mission impossible.Daarom kiest men vaak om meer te investeren in het gedetailleerd opvolgen van enkele soortengroepen.Zo'n aanpak laat toe om een gevoeligere vinger aan de pols te houden dan met verspreidingsonderzoek alleen.Met gestandaardiseerde telmethodes in een reeks van gebieden kan niet alleen de verspreiding,maar ook de jaarlijkse veranderingen in de talrijkheid van soorten gevolgd worden.Neem bijvoorbeeld dagvlinders.In vlaanderen wordt maar liefst een derde van de inheemse dagvlinders als uitgestorven beschouwd.Die soorten vinden we elders nog in Europa,maar niet langer in Europa,maar niet langer in Vlaanderen.Een derde wordt in meerdere of mindere mate bedreigd.Zij figureren op de zogenoemde Rode Lijst.Het resterende derde deel van de vlinderfauna zit voorlopig nog op rozen.Dat was alleszins de balans uit het verspreidingsonderzoek in 2001.Ondertussen moet ook die conclusie bijgesteld worden.Recent populatieonderzoek toont dat vele 'gewone' dagvlindersoorten de laatste jaren aantoonbaar uitdunnen.Bekende voorbeelden zijn de dagpauwoog en de citroenvlinder.De forse terugval van bekende soorten springt bij het brede publiek in het oog.Enkele soorten brengen het er wel goed van af.Het bont zandoogje is zo'n succesnummer.Soorten die door menselijk toedeoen bedreigd worden,blijken geen willekeurige steekproef te zijn.Bepaalde biologische kenmerken maken soorten gevoeliger.Voorbeelden van zulke kenmerken zijn een klein verspreidingsgebied,een hoge mate van habitiatspecialisatie en een trage levensstijl met een beperkt aantal nakomelingen.Maar we zien ook soorten vann levensstijl veranderen via snelle evolutie.Hoewel natuurbehoud lange tijd los van evolutiebiologie werd bekeken,groeide de jongste jaren het inzicht dat succesvol natuurbehoud alles met evolutie in actie te maken heeft.Biodiversiteit is meer dan de indrukwekkende optelsom van soorten.Variatie binnen soorten is immers de motor van de biodiversiteitsmachine.Het is de levensverzekering van een soort.Zonder variatie treedt er geen evolutie door natuurlijke selectie op.Het biodiversiteitvraagstuk wordt dan ook door de bril van Darwin bekeken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten