maandag 6 juli 2009

taxonomie deel 2

John Ray ( 1628-1704) is om drie redenen een wegbereider van het culturele klimaat waaruit de latere vegetarische bewegingen zijn ontstaan. Hij verenigde zijn liefde voor de natuur met de theologie waardoor de theologie aan dogmatisch gehalte verloor. Hij was daarnaast van mening dat de mens van nature een herbivoor is. Ten derde heeft Ray een " natuurlijke taxonomie" ontwikkeld waarop de latere evolutie-theorieen steunen. Zo heeft hij indirect bijgedragen aan de verkleining van het onderscheid tussen mens en dier. Deze drie bijdragen aan het vegetarisme komen ongeveer overeen met drie kwaliteiten die John Ray in zich verenigde. Hij was een vooraanstaand " naturalist"- hij wordt de vader van de plant-en dierkunde ( " natuurlijke historie") genoemd. Hij was verder een invloedrijk filosoof en theoloog.

John Ray, zoon van een Engelse smid, hield als kind al veel van de natuur. Vooral planten hadden zijn interesse. In 1644 ging hij studeren in Cambridge waar hij in korte tijd een expert werd op het gebied van wiskunde, " natural science", en talen. In 1660 werd hij beroepen tot priester van de Angelicaanse kerk. Op zijn reizen door Engeland en Europa verzamelde hij planten,dieren en stenen. Hij kreeg herkenning voor zijn plantenexperimenten en trad in 1667 toe tot een belangrijk wetenschappelijke vereniging, de Royal Society of London. Ray publiceerde over theologie, talen en " natuurlijke historie". Zijn verdiensten voor de biologie lagen vooral op het gebied van de systematiek. Ray zocht naar een natuurlijk classificatiesysteem. Hij classificeerde meer dan 18.000 soorten. Beroemd is zijn vergissing om walvissen bij de vissen onder te brengen. Maar zijn onderscheid tussen een en twee zaadlobbige bloemen bleek zeer succesvol.Ook op theologisch gebied zocht de zeer vrome Ray naar een "natuurlijk" systeem waarbij hij ervan uitging dat Gods wijsheid en macht in de schepping zichtbaar gemaakt konden worden langs wetrenschappelijk- observationele weg.

John Ray heeft met zijn taxonomisch werk de latere evolutietheorieen helpen voorbereiden. Maar door zijn combineren van empirisme en theologie moest hij wel een verklaring zien te vinden voor het mysterie van de fossielen. Zo zouden fossielen lusi naturea zijn, spelingen van de natuur, gevormd door een formatieve kracht die op de aarde had ingewerkt. Anderen beweerden dat God de fossielen zomaar voor zijn plezier had gemaakt en weer anderen zagen er mallen in voor levende organismen. Ook werd verondersteld dat fossielen het werk waren van de Duivel om de mensen bang te maken en te verwarren.

Ray hield vol dat fossielen eens levende wezens waren geweest. De fossielen zouden gevormd zijn tijdens de zondvloed en de scheppingsdaden toen God de aarde schiep uit de wateren. Ray dacht ook aan de invloed van vulkanen en aardbevingen. Maar hij schrok toch terug van de consequenties dat fossielen uitgestorven diersoorten konden zijn en dat de aarde dan veel ouder moest zijn dan de theologen beweerden. Deze mogelijkheid had Leonardo Da Vinci een eeuw eerder reeds voor waarschijnlijk gehouden. Ook dacht Leonardo dat de zondvloed onmogelijk de gehele aarde kon hebben getroffen. Zo ver als Da Vinci durfde Ray niet gaan. Hij heeft de brandende kwestie in vraagvorm overgedragen aan de generaties evolutionaire biologen na hem.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten