zondag 19 juli 2009

natuurlijke historie in de 16 de eeuw deel 2

Sommige Atheense filosofen konden zo goed redevoeren over natuurlijke fenomenen, en in het bijzonder over levensfenomenen, met een zodanige accuraatheid en kennis dat heelder volgende generaties onder de indruk bleven. Aristoteles die zich bezighield met de hele waaier van de wetenschappen verraste de hedendaagse lezer met zijn kennis van migratie ( niet alleen de gemakkelijk te observeren kraanvogel, pelikaan,maar ook de tonijn en de makereel), hoe de vissen hun prooien vingen, of hoe de werkbij haar eieren legde. hij kon ook boeiend beschrijven over het geluids overbreng mechanisme van de sprinkhaan, en de hectocotylus-armen van de octopus, of de ontwikkelingsfases van een jong kuikentje.Het is echter ook waar dat veel van zijn kennis komt van andere observeerders. Omdat hij in zijn geschriften over de natuur veel het zinnetje "zoals ze zegden" gebruikte, kunnen we vaststellen dat niet al zijn geschriften op waarheid stoelen,het is echter wel zo dat er bij ons een enorme nieuwsgierigheid de bovenhand haalt.

We vinden een overvloed aan kenmerken terug die handelen over structuur. Ze zijn waardevol tot zover de observatie reikt, maar ook niet meer dan dat.Het zijn generalisaties die door Bacon "axiomatische media" worden genoemd, gehoornde qaudreps zonder voortanden; dat vogels die behept zijn met sporen geen verscheurende klauwen kunnen hebben.Dat bij gevogelte de ogen gesloten worden door het onderste ooglid en bij uilen de ogen gesloten worden door het bovenste ooglid. Dat insecten met meer dan twee paar vleugels de angel in het achterste zit, en dat zo'n angel nooit terug te vinden is bij insecten die maar twee paar vleugels hebben. Aristoteles is de schichter van de Comperatieve Anatomie, en geen enkele wetenschap maakte zo'n boeiende start, vanaf de geboorte van deze wetenschap kon zijn bogen op een veelvuldigheid van feiten en ideeen.

Geen enkele piloot kan onbewaakte plaatsen verkennen zonder in te calculeren dat hij dan ook kan neerstorten. De Griekse filosofen zouden dan ook geen mannen kunnen genoemd worden als ze soms dingen gingen exploreren en onderzoeken waar ze nauwelijks verstand van hadden. Aristoteles wist heel goed welke risico's zijn onderzoeksveld inhield. Alles wat plaats grijpt, is daarvoor nog niet opgeklaart. We moeten eerder uitgaan van observatie dan van beredenering, en van beredenering alleen als we zeker zijn van de bestaande feiten ( fenomenen). We moeten dan ook niet verbaasd zijn, indachtig de waarschuwing die hij zichzelf gaf, en een mentale boost die eerder naar het scepticisme neigde dan naar lichtgelovigheid, hij vele dingen voor waar moest nemen die geen strikte waarheid bevatte. Experimenten, datgene dat de moderne wetenschap aanziet als een test van een eerste vermoeden, en een opstap is voor het vergaren van nieuwe kennis, was nog niet opgenomen in het repertoire van de natuurfilosoof.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten