de nacht dat het dode kraaien regende: marc beyer
correctie vorig bericht.
vrijdag 31 juli 2009
literatuur
Een aantal romans waar de natuurlijke historie op een plezierige manier in verweven zit,zonder wetenschappelijk te worden.
Robert Flanagan: het boek van Gould: een avonturenroman: geschreven aan in hoofdstukken die ieders apart een exotische vis behandelen en de achterliggende geschiedenis van een broeireige tijd. Slavenhandel, de verlichting, eilanden en overleven zijn enkele thema's die in het boek voorkomen.
Anna Equist: de thuiskomst: over het leven van James Cook en de relatie tussen het hoofdpersonage en zijn vrouw. Historische feiten verweven tegen de achtergrond van een liefdeshistorie.
Marc Beyer: Waar de kraaien van het dak vielen: Een ornitholoog en zijn teneergang in het Duitse Rijk.
Daniel Mason: Een ver land: een boek dat handelt over twee mensen die van het paradijs belanden in de jungle van een vernietigende voortrazende maatschappij.
Robert Flanagan: het boek van Gould: een avonturenroman: geschreven aan in hoofdstukken die ieders apart een exotische vis behandelen en de achterliggende geschiedenis van een broeireige tijd. Slavenhandel, de verlichting, eilanden en overleven zijn enkele thema's die in het boek voorkomen.
Anna Equist: de thuiskomst: over het leven van James Cook en de relatie tussen het hoofdpersonage en zijn vrouw. Historische feiten verweven tegen de achtergrond van een liefdeshistorie.
Marc Beyer: Waar de kraaien van het dak vielen: Een ornitholoog en zijn teneergang in het Duitse Rijk.
Daniel Mason: Een ver land: een boek dat handelt over twee mensen die van het paradijs belanden in de jungle van een vernietigende voortrazende maatschappij.
aarde
Amerikaanse wetenschappers voorspellen dat de temperaturen op aarde de komende vijf jaar nog meer zullen stijgen dat wat het VN- klimaatpanel voorziet- Tot 150 % van het peil waarvoor zij waarschuwen. Bovenop het broeikaseffect dat door mensen wordt veroorzaakt, zal het kwik extra de hoogte ingaan door een periode van verhoogde zonneactiviteit en een neiuwe El Nino.
Grootste oorzaak voor deze opwarming is de verdere toename van broeikasgassen in de atmosfeer.
Er zou ook een nieuwe El Nino op komst zijn, die een geweldig effect heeft op het klimaat in grote delen van de wereld.
Bij de vorige El Nino van 1998 leidde dit in 63 landen tot etreme weersomstandigheden, 41 landen werden getroffen door overstromingen en 22 door droogte.
Grootste oorzaak voor deze opwarming is de verdere toename van broeikasgassen in de atmosfeer.
Er zou ook een nieuwe El Nino op komst zijn, die een geweldig effect heeft op het klimaat in grote delen van de wereld.
Bij de vorige El Nino van 1998 leidde dit in 63 landen tot etreme weersomstandigheden, 41 landen werden getroffen door overstromingen en 22 door droogte.
dinsdag 28 juli 2009
een wandeling door de dierentuin
De relatie tussen de mens en het dier.
Wat ik daar mee bedoel is dat de structuur van ons lichaam absoluut niet willekeurig is in relatie tot alle andere dieren die op deze aarde rondlopen,-vliegen,-zwemmen of -kruipen. Met sommige dieren delen we een deel van onze structuur; met andere niet. Er bestaat orde in wat wij met de rest van de wereld delen. We hebben twee oren, twee ogen, een hoofd, een paar armen en een paar benen. We hebben niet zeven benen of twee hoofden. Evenmin hebben we wielen.
Een wandeling door de dierentuin maakt onze relaties met de rest van het leven meteen duidelijk. Wat meer is, zo'n bezoek maakt duidelijk dat we het merendeel van het leven op eendezelfde manier als de clowns kunnen indelen. We kunnen een lange lijst van kenmerken opstellen die wij met de ijsberen delen: haren, melkklieren, vier ledematen, een nek en twee ogen, onder andere. Laten we nu de schildpadden aan de andere kant van het pad bekijken. Er zijn onmiskenbaar overeenkomsten, maar de lijst is iets korter. Met een schildpad delen we ( onder andere) vier poten, een nek en twee ogen. In tegenstelling tot ijsberen en wijzelf hebben schildpadden echter geen haren of melkklieren. En wat de schild betreft, dat lijkt uniek voor de schildpad, net zoals de witte vacht uniek is voor de ijsbeer. Nu gaan we naar het aquarium met Afrikaanse vissen. De bewoners hebben nog altijd overeenkomsten met ons, maar de lijst van gemeenschappelijke kenmerken is nog korter dan bij de schildpadden het geval was. Net als u hebben vissen twee ogen. Net als u hebben ze vier aanhangels, maar deze aanhangsels zien eruit als vinnen, niet als armen en benen. Naast vele andere kenmerken die u en de ijsberen delen, missen vissen haren en melklieren.
Dit begint te klinken als de Russische matroesjka's en subsubgroepen. Vissen, schildpadden, ijsberen en mensen delen allemaal een aantal kenmerken- een hoofd, twee ogen, twee oren enzovoort. Schildpadden, ijsberen en mensen hebben al deze kenmerken, en bovendien hebben ze nekken en ledematen, kenmerken die we bij de vissen niet tegenkomen. Ijsberen en mensen vormen een nog specifiekere groep, waarvan de leden el deze kenmerken delen en tevens haren en melkklieren hebben.
De centrale kwestie hier is de ontcijfering van de stamboom der soorten. Of, in meer precieze biologische termen, het patroon van hun onderlinge verwantschap. Dit patroon geeft ons de middelen om fossielen zoals de tiktaalik in het licht van onze dierentuinwandeling te interpreteren. Tiktaalik is een prachtige tussenvorm tussen de vissen en hun op land levende afstammelingen, maar de kans dat het onze exacte voorouder is, is uitermate klein. Hij is meer een neef van onze voorouder. Geen verstandige paleontoloog zou ooit beweren dat hij of zij ' De Voorouder' gevonden had.
De werkelijke kracht van deze stamboom schuilt in de voorspellingen die we erover kunnen doen. De voornaamste is dat naarmate we meer gemeenschappelijk kenmerken in kaart brengen, deze in het bestaande kader moeten passen. Dat wil zeggen dat wanneer ik kenmerken van cellen, van DNA en van alle andere structuren, weefsels en moleculen in de lichamen van deze dieren in kaart breng, deze de indeling zullen moeten ondersteunen die we tijdens onze wandeling hebben vastgesteld. Andersom kunnen we onze indeling weerleggen wanneer we kenmerken vinden die ermee in tegenspraak zijn. Dat wil zeggen dat, zou er een groot aantal gemeenschappelijke kenmerken tussen vissen en mensen blijken te bestaan die ijsberen niet hebben, onze indeling ondermijnd zou hebben en diende te worden aangepast of verworpen. In gevallen waarin de bewijslast niet eensluitend is, passen we een aantal statistische gereedschappen toe om de kwaliteit in te schatten van de kenmerken die de opbouw van de stamboom bepalen. In gevallen waarbij sprake is van ambiguiteit wordt de vorm van de stamboom als een werkhypothese beschouwd, totdat we overtuigend bewijs vinden om hem te accepteren dan wel te verwerpen.
Sommige groeperingen zijn zo sterk dat we ze in de praktijk als feiten beschouwen. De ordening vis- schildpad-ijsbeer- mens bijvoorbeeld wordt door honderden genetische karakteristieken en vrijwel alle kenmerken uit de anatomie, fysiologie en cellulaire biologie van deze dieren ondersteund. Onze rangschikking van vis tot mens kent een dermate solide onderbouwing dat we niet langer proberen er nieuwe bewijzen voor te vinden. Hoe kunnen we de relaties tussen langgeleden overleden dieren en de lichamen en genen van recente dieren betrouwbaar reconstrueren? We zoeken naar de sporen van afstamming met modificatie, voegen steeds meer kenmerken toe, evalueren de kwaliteit van de bewijzen en onderzoeken wanneer de veronderstelde groepen in het fossielenbestand vertegenwoordigd zijn. Het geweldige is dat we tegenwoordig over gereedschappen beschikken waarmee we deze hierarchie kunnen testen, door gebruik te maken van computers en grote DNA-labaratoria waarmee dezelfde analyses uitgevoerd kunnen worden als die we tijdens onze dierentuinwandeling maakten. En we hebben tegenwoordig wereldwijd toegang tot nieuwe fossielvindplaatsen. De plek die ons lichaam in de natuurlijke wereld inneemt, staat ons helderder voor ogen dan voorheen ooit mogelijk was.
De kracht van deze indelingen schuilt in de bewijzen waarop ze gebaseerd zijn. Ze worden door honderden genetische, embryologische en anatomische kenmerken ondersteund. Deze ordening stelt ons in staat om op een belangrijke manier naar onszelf te kijken.
Wat ik daar mee bedoel is dat de structuur van ons lichaam absoluut niet willekeurig is in relatie tot alle andere dieren die op deze aarde rondlopen,-vliegen,-zwemmen of -kruipen. Met sommige dieren delen we een deel van onze structuur; met andere niet. Er bestaat orde in wat wij met de rest van de wereld delen. We hebben twee oren, twee ogen, een hoofd, een paar armen en een paar benen. We hebben niet zeven benen of twee hoofden. Evenmin hebben we wielen.
Een wandeling door de dierentuin maakt onze relaties met de rest van het leven meteen duidelijk. Wat meer is, zo'n bezoek maakt duidelijk dat we het merendeel van het leven op eendezelfde manier als de clowns kunnen indelen. We kunnen een lange lijst van kenmerken opstellen die wij met de ijsberen delen: haren, melkklieren, vier ledematen, een nek en twee ogen, onder andere. Laten we nu de schildpadden aan de andere kant van het pad bekijken. Er zijn onmiskenbaar overeenkomsten, maar de lijst is iets korter. Met een schildpad delen we ( onder andere) vier poten, een nek en twee ogen. In tegenstelling tot ijsberen en wijzelf hebben schildpadden echter geen haren of melkklieren. En wat de schild betreft, dat lijkt uniek voor de schildpad, net zoals de witte vacht uniek is voor de ijsbeer. Nu gaan we naar het aquarium met Afrikaanse vissen. De bewoners hebben nog altijd overeenkomsten met ons, maar de lijst van gemeenschappelijke kenmerken is nog korter dan bij de schildpadden het geval was. Net als u hebben vissen twee ogen. Net als u hebben ze vier aanhangels, maar deze aanhangsels zien eruit als vinnen, niet als armen en benen. Naast vele andere kenmerken die u en de ijsberen delen, missen vissen haren en melklieren.
Dit begint te klinken als de Russische matroesjka's en subsubgroepen. Vissen, schildpadden, ijsberen en mensen delen allemaal een aantal kenmerken- een hoofd, twee ogen, twee oren enzovoort. Schildpadden, ijsberen en mensen hebben al deze kenmerken, en bovendien hebben ze nekken en ledematen, kenmerken die we bij de vissen niet tegenkomen. Ijsberen en mensen vormen een nog specifiekere groep, waarvan de leden el deze kenmerken delen en tevens haren en melkklieren hebben.
De centrale kwestie hier is de ontcijfering van de stamboom der soorten. Of, in meer precieze biologische termen, het patroon van hun onderlinge verwantschap. Dit patroon geeft ons de middelen om fossielen zoals de tiktaalik in het licht van onze dierentuinwandeling te interpreteren. Tiktaalik is een prachtige tussenvorm tussen de vissen en hun op land levende afstammelingen, maar de kans dat het onze exacte voorouder is, is uitermate klein. Hij is meer een neef van onze voorouder. Geen verstandige paleontoloog zou ooit beweren dat hij of zij ' De Voorouder' gevonden had.
De werkelijke kracht van deze stamboom schuilt in de voorspellingen die we erover kunnen doen. De voornaamste is dat naarmate we meer gemeenschappelijk kenmerken in kaart brengen, deze in het bestaande kader moeten passen. Dat wil zeggen dat wanneer ik kenmerken van cellen, van DNA en van alle andere structuren, weefsels en moleculen in de lichamen van deze dieren in kaart breng, deze de indeling zullen moeten ondersteunen die we tijdens onze wandeling hebben vastgesteld. Andersom kunnen we onze indeling weerleggen wanneer we kenmerken vinden die ermee in tegenspraak zijn. Dat wil zeggen dat, zou er een groot aantal gemeenschappelijke kenmerken tussen vissen en mensen blijken te bestaan die ijsberen niet hebben, onze indeling ondermijnd zou hebben en diende te worden aangepast of verworpen. In gevallen waarin de bewijslast niet eensluitend is, passen we een aantal statistische gereedschappen toe om de kwaliteit in te schatten van de kenmerken die de opbouw van de stamboom bepalen. In gevallen waarbij sprake is van ambiguiteit wordt de vorm van de stamboom als een werkhypothese beschouwd, totdat we overtuigend bewijs vinden om hem te accepteren dan wel te verwerpen.
Sommige groeperingen zijn zo sterk dat we ze in de praktijk als feiten beschouwen. De ordening vis- schildpad-ijsbeer- mens bijvoorbeeld wordt door honderden genetische karakteristieken en vrijwel alle kenmerken uit de anatomie, fysiologie en cellulaire biologie van deze dieren ondersteund. Onze rangschikking van vis tot mens kent een dermate solide onderbouwing dat we niet langer proberen er nieuwe bewijzen voor te vinden. Hoe kunnen we de relaties tussen langgeleden overleden dieren en de lichamen en genen van recente dieren betrouwbaar reconstrueren? We zoeken naar de sporen van afstamming met modificatie, voegen steeds meer kenmerken toe, evalueren de kwaliteit van de bewijzen en onderzoeken wanneer de veronderstelde groepen in het fossielenbestand vertegenwoordigd zijn. Het geweldige is dat we tegenwoordig over gereedschappen beschikken waarmee we deze hierarchie kunnen testen, door gebruik te maken van computers en grote DNA-labaratoria waarmee dezelfde analyses uitgevoerd kunnen worden als die we tijdens onze dierentuinwandeling maakten. En we hebben tegenwoordig wereldwijd toegang tot nieuwe fossielvindplaatsen. De plek die ons lichaam in de natuurlijke wereld inneemt, staat ons helderder voor ogen dan voorheen ooit mogelijk was.
De kracht van deze indelingen schuilt in de bewijzen waarop ze gebaseerd zijn. Ze worden door honderden genetische, embryologische en anatomische kenmerken ondersteund. Deze ordening stelt ons in staat om op een belangrijke manier naar onszelf te kijken.
maandag 27 juli 2009
zeven wereldwonderen
Een van deze twaalf plaatsen kan aanspraak maken op de titel '' zeven moderne wereldwonderen".
Komodo: Indonesie
Baai van Ha Long: Vietnam
Kliffen van Moher: Ierland
Fundybaai: Canada
Angelwaterval: Venezuela
Jeitagrotten: Libanon
Milford Sound: Nieuw-Zeeland
Ayers Rock: Australie
Vesuvius: Italie
Great Barrier Reef: Australie
Grand Canyon: Verenigde Staten
Sundarbans: Bangladesh
Komodo: Indonesie
Baai van Ha Long: Vietnam
Kliffen van Moher: Ierland
Fundybaai: Canada
Angelwaterval: Venezuela
Jeitagrotten: Libanon
Milford Sound: Nieuw-Zeeland
Ayers Rock: Australie
Vesuvius: Italie
Great Barrier Reef: Australie
Grand Canyon: Verenigde Staten
Sundarbans: Bangladesh
zondag 26 juli 2009
natuurhistorie in de 16 de eeuw deel 6
Brunetto Latino wijst ons erop dat wanneer hij de gemagnetiseerde naald zag van Bacon die naar het Noorden wees, er geen enkele navigator gebruik van wilde maken, uit angst dat hij zou aanzien worden als een magier.
Wetenschap werd matig getolereerd in de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw, alleen als een wetenschap met uitsterven werd bedreigd of dat een kerkgeleerde er achter stond werd de wetenschap aanvaard.
We kunnen ons een beeld vormen van de status die de natuurlijke historie had gedurende de Middeleeuwen door de de proprietatibus rerum van Bartholomew eens onder de loep te nemen.
Hij had een middelmatige notie van Egypte en Indie en de Hyperboreerse bergen die zouden bevolkt zijn met draken, griffioenen en sirenes.
Het is wel grappig om te zien hoe hij natuurlijke feiten observeerde en interpreteerde. De opvolging van kleuren in de regenboog zouden volgens hem rood, blauw en groen zijn. Als je een oor in het water steekt moet je oppassen want het zou kunnen afbreken door de deining van het water. Bijen zouden zichzelf volladen met stenen zodat ze wat steviger vliegen als er een windstoot komt. De krab wacht tot de oester zich opent, steekt dan een steen tussen de twee schelpen zodanig dat hij het oestervlees makkelijk kan verorberen. De vos mankt omdat zijn rechterbenen korter zijn dan zijn linkerbenen. Deze dingen werden geschreven ten tijde dat de mooiste delen van de gote kerken in York, Salisbury en Lincoln werden opgericht. Dat het Merton college werd gesticht in Oxford. Deze verhalen werden niet afgedaan als populaire fabels, maar werden voor waar aangenomen omdat ze waren geschreven door een man die was opgeleid volgens de hoogste normen in de dertiende eeuw. Hij had namelijk zijn educatie gekreen aan de universiteit van Parijs. Ook werden deze teksten niet verworpen door de mensen die deze teksten door de eeuwen heen zouden kopieren, vertalen en hervertalen, en ze tot slot zouden uitgeven in boekvorm.
Wetenschap werd matig getolereerd in de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw, alleen als een wetenschap met uitsterven werd bedreigd of dat een kerkgeleerde er achter stond werd de wetenschap aanvaard.
We kunnen ons een beeld vormen van de status die de natuurlijke historie had gedurende de Middeleeuwen door de de proprietatibus rerum van Bartholomew eens onder de loep te nemen.
Hij had een middelmatige notie van Egypte en Indie en de Hyperboreerse bergen die zouden bevolkt zijn met draken, griffioenen en sirenes.
Het is wel grappig om te zien hoe hij natuurlijke feiten observeerde en interpreteerde. De opvolging van kleuren in de regenboog zouden volgens hem rood, blauw en groen zijn. Als je een oor in het water steekt moet je oppassen want het zou kunnen afbreken door de deining van het water. Bijen zouden zichzelf volladen met stenen zodat ze wat steviger vliegen als er een windstoot komt. De krab wacht tot de oester zich opent, steekt dan een steen tussen de twee schelpen zodanig dat hij het oestervlees makkelijk kan verorberen. De vos mankt omdat zijn rechterbenen korter zijn dan zijn linkerbenen. Deze dingen werden geschreven ten tijde dat de mooiste delen van de gote kerken in York, Salisbury en Lincoln werden opgericht. Dat het Merton college werd gesticht in Oxford. Deze verhalen werden niet afgedaan als populaire fabels, maar werden voor waar aangenomen omdat ze waren geschreven door een man die was opgeleid volgens de hoogste normen in de dertiende eeuw. Hij had namelijk zijn educatie gekreen aan de universiteit van Parijs. Ook werden deze teksten niet verworpen door de mensen die deze teksten door de eeuwen heen zouden kopieren, vertalen en hervertalen, en ze tot slot zouden uitgeven in boekvorm.
zaterdag 25 juli 2009
natuurhistorie in de 16 de eeuw deel 5
Zelfs in een tijd dat uit boeken iets leren bijna uitgestorven was, bleef de kennis over planten toch overeind. De landbouw en bloemencultuur werden zelfs beschermd. In de eeuw van Charlemagne, dat door sommige geschiedkundigen als een dieptepunt word aanzien wat betreft leren en literatuur, bereiken ons nog altijd berichten vanuit de regering. Een van deze geschriften ( capitulare de villis imperialibus) bevat de fruitbomen, groenten, medicinale kruiden en bloemen die worden besteld om te telen in de keizerlijke tuin. Earle heeft een lijst aangelegd van Engelse namen vertaald uit het Latijn, niet door het Frans, of eerder welke andere moderne Romeinse taal maar meteen in Angelsaksische vormen.
Het is evident dat deze namen werden geintroduceerd door tuiniers die het Latijns begrepen.Het is bijna evident dat deze tuiniers monikken waren. In de horticultuur zijn aanwijzingen te vinden dat zij wel degelijk kunde hadden omtrent deze materie. Medicijnen werd gedurende vele eeuwen alleen maar bedreven door religieuzen en Joden. Relikwieen en heilig water waren meer in trek dan drugs. Wanneer de dokters op het toneel kwamen, waren zij meteen ook astrologen. Gedurende een groot deel van de Middeleeuwen waren alle mannen van de wetenschap meteen ook astrologen en waren ze populair om dat ze astrologie en magie praktiseerden.
In de 13 de eeuw werden er noties genomen van het kompas,buskruit, leesbrillen, de Arabische nummers en de tientallige schaal. In de 14 de eeuw werd de handel met het Oosten zo ver uitgebreid als de Saraceense macht het toeliet; Centraal Azie en zelfs het Verre Oosten werden bezocht door Europeanen. Universiteiten werden vermenigvuldigd, er werd plaats gemaakt voor een open regering, reformatie en nationaal sentiment wonnen aan sterkte. De heropleving van educatie en de heropleving van schilderkunst en beeldhouwkunst begon in Italie aan een nooit geziene snelheid. De 15 de eeuw word gemarkeerd door de uitvinding van houtgraveringen en drukkunst, en door de grote geografische ontdekkingen van de Portugezen in het Oosten en van de Spanjaarden in het Westen.
Hoe hard het intellectuele leven ook bloeide gedurende al die jaren, er werd weinig aandacht besteed aan wetenschap.Er zijn wel enkele namen zoals die van Roger Bacon en Regiomontanus die laten blijken dat de aanleg voor wetenschappelijk onderzoek reeds bestond, maar de keerzijde was dan echter weer dat het onderzoek werd geboycot door de kerk. De kerk had reeds de scholastische filosofie en de magie. in de opmerkelijke carriere van Bacon noteren we de stimulus die hij ontving van de Arabische wetenschap. Zijn verontwaardigend protest tegen de onverschilligheid en voorbedachtheid van de scholastici, zijn verbod om les te geven aan de Oxford universiteit die unaniem was goegekeurd door het merendeel van de Fransiscanen, en zijn opsluiting.
Het is evident dat deze namen werden geintroduceerd door tuiniers die het Latijns begrepen.Het is bijna evident dat deze tuiniers monikken waren. In de horticultuur zijn aanwijzingen te vinden dat zij wel degelijk kunde hadden omtrent deze materie. Medicijnen werd gedurende vele eeuwen alleen maar bedreven door religieuzen en Joden. Relikwieen en heilig water waren meer in trek dan drugs. Wanneer de dokters op het toneel kwamen, waren zij meteen ook astrologen. Gedurende een groot deel van de Middeleeuwen waren alle mannen van de wetenschap meteen ook astrologen en waren ze populair om dat ze astrologie en magie praktiseerden.
In de 13 de eeuw werden er noties genomen van het kompas,buskruit, leesbrillen, de Arabische nummers en de tientallige schaal. In de 14 de eeuw werd de handel met het Oosten zo ver uitgebreid als de Saraceense macht het toeliet; Centraal Azie en zelfs het Verre Oosten werden bezocht door Europeanen. Universiteiten werden vermenigvuldigd, er werd plaats gemaakt voor een open regering, reformatie en nationaal sentiment wonnen aan sterkte. De heropleving van educatie en de heropleving van schilderkunst en beeldhouwkunst begon in Italie aan een nooit geziene snelheid. De 15 de eeuw word gemarkeerd door de uitvinding van houtgraveringen en drukkunst, en door de grote geografische ontdekkingen van de Portugezen in het Oosten en van de Spanjaarden in het Westen.
Hoe hard het intellectuele leven ook bloeide gedurende al die jaren, er werd weinig aandacht besteed aan wetenschap.Er zijn wel enkele namen zoals die van Roger Bacon en Regiomontanus die laten blijken dat de aanleg voor wetenschappelijk onderzoek reeds bestond, maar de keerzijde was dan echter weer dat het onderzoek werd geboycot door de kerk. De kerk had reeds de scholastische filosofie en de magie. in de opmerkelijke carriere van Bacon noteren we de stimulus die hij ontving van de Arabische wetenschap. Zijn verontwaardigend protest tegen de onverschilligheid en voorbedachtheid van de scholastici, zijn verbod om les te geven aan de Oxford universiteit die unaniem was goegekeurd door het merendeel van de Fransiscanen, en zijn opsluiting.
natuurhistorie in de 16 de eeuw deel 4
Als de Griekse vrijheid en beschaving stand had kunnen houden, dan zou het zijn vroegere moeilijkheden zeker hebben kunnen overwinnen. Vooral het gebrek aan argumentatie. Maar een lange rij van misverstanden weerhield de Grieken van een progressie. Alexandrie werd nu het centrum van wetenschap en leerscholen. Het was ook hier dat een school van Griekse en Semitische oorsprong met veel bekendheid aan het werk ging om zich te vervolmaken in de wetenschap van de geometrie, astronomie, optiek en geografie. Menselijke anatomie werd bestudeerd in Alexandrie onder de vakkundige leiding van Herophilus, Erasistratus en hun volgelingen. Maar na Aristoteles en Theophrastus werd er geen grote vooruitgang meer geboekt in de natuurlijke historie tot elke kennis ervan uitstierf. De meest belangrijke verhandelingen kwamen naar ons vanuit het Romeinse rijk, met name de Materia Medica van Discordius en de Natural History van Pliny.
Discordius wijdde ons in, in de herkomst, vorm, kleur en hoeveelheden van medische planten; hij besteedde grote aandacht aan de namen van de planten.Zijn classificatie was dan ook van praktische aard. Als bepaalde plantensoorten tot de zelfde familie behoorde werd dit zeker vermeld. Hij maakte ook wel degelijk het onderscheid tussen bijvoorbeeld een stekende netel en een dode netel, sommige latere botanisten brachten deze twee netelsoorten later weer terug bij elkaar. Wanneer de botanie terug aan een heropleving begon, werden de geschriften van Discordius door Franse, Italiaanse en Duitse herbalisten aanzien als de belangrijkste bron van overlevering uit de oude tijd.
Pliny's Natural History is een kolossale en onkritische encyclopedie, die waarschijnlijk geen enkele nieuwe observatie in de biologie aan het licht brengt. Het boek heeft een zekere waarde, maar niet de waarde die het boek belangrijk maakt. Er staan heel veel notities in over de praktische kunst van de ouden die we nergens anders terugvinden, en Plinybeschrijft ze met een filosofische verfijndheid. Dit soort filosofische verfijndheid zullen we ook terugvinden in geschriften van Buffon als hij zijn natuurlijke processen beschrijft.
Na Pliny zet de val van de Europese wetenschap, kunst, literatuur en beschaving zich snel in. Galen die 20à jaar voor Christus sterft is de laatste oude anatomist.Oppian ( in dezelfde eeuw als Galen) is de laatste van de oude naturalisten.
Er leidt echter geen twijfel dat de observatie van vogels, insecten en planten nooit ophield onder de bevolking. Maar de schaarse literatuur die er in de Middeleeuwen over deze materie bestond, leidde ertoe dat de bevolking niet veel kon leren over deze materie. Emblemen van de natuur werdenverzameld van Griekse en Latijnse auteurs. En werden gebruikt voor ceremonies en commentaren.
De schat voor dit soort van leren was de Physiologus, het was geen man noch boek, maar een literatuur in proza en verzen, een literatuur die duizenden jaren stand hield en vertaald werd in verschillende talen. In het boek van de dieren waar Physiologus de woordvoeder is, word gezegd dat de leeuw met zijn ogen open slaapt, bang heeft van een witte haan, een spoor nalaat met zijn staart, dat geen enkel ander dier durft te onverschrijden. Dat de krokodil begint te wiegen bij het verorberen van een mens. Dat het kleine beest genaamd Grylio zou koud en kil is, vergelijkbaar met het doven van een vuur. Dat de olifant maar een bot in zijn benen heeft,wat hem ervan weerhoud om te gaan liggen. Dat de walvis zand over zijn rug gooit alvorens te gaan slapen, en dat het graag aan de oppervlakte van de zee drijft, zodat zeemannen zich vergissen en denken dat ze een eiland in zicht hebben. Dat deze zeemannen dan aan land gaan, en op de rug van de walvis rustig hun avondmaal bereiden, totdat de walvis wakker word van het vuur dat op zijn rug brandt, zich beweegt, de zeemannen van zich afgooit en ze tegelijkertijd allemaal verzuipt. Dat een arend naar de zon kan zien wanneer die op zijn hevigst brandt. Dat oude arenden naar het Oosten vliegen daar drie keer van een fontein nippen, en wederkeren als jonge arenden.
Discordius wijdde ons in, in de herkomst, vorm, kleur en hoeveelheden van medische planten; hij besteedde grote aandacht aan de namen van de planten.Zijn classificatie was dan ook van praktische aard. Als bepaalde plantensoorten tot de zelfde familie behoorde werd dit zeker vermeld. Hij maakte ook wel degelijk het onderscheid tussen bijvoorbeeld een stekende netel en een dode netel, sommige latere botanisten brachten deze twee netelsoorten later weer terug bij elkaar. Wanneer de botanie terug aan een heropleving begon, werden de geschriften van Discordius door Franse, Italiaanse en Duitse herbalisten aanzien als de belangrijkste bron van overlevering uit de oude tijd.
Pliny's Natural History is een kolossale en onkritische encyclopedie, die waarschijnlijk geen enkele nieuwe observatie in de biologie aan het licht brengt. Het boek heeft een zekere waarde, maar niet de waarde die het boek belangrijk maakt. Er staan heel veel notities in over de praktische kunst van de ouden die we nergens anders terugvinden, en Plinybeschrijft ze met een filosofische verfijndheid. Dit soort filosofische verfijndheid zullen we ook terugvinden in geschriften van Buffon als hij zijn natuurlijke processen beschrijft.
Na Pliny zet de val van de Europese wetenschap, kunst, literatuur en beschaving zich snel in. Galen die 20à jaar voor Christus sterft is de laatste oude anatomist.Oppian ( in dezelfde eeuw als Galen) is de laatste van de oude naturalisten.
Er leidt echter geen twijfel dat de observatie van vogels, insecten en planten nooit ophield onder de bevolking. Maar de schaarse literatuur die er in de Middeleeuwen over deze materie bestond, leidde ertoe dat de bevolking niet veel kon leren over deze materie. Emblemen van de natuur werdenverzameld van Griekse en Latijnse auteurs. En werden gebruikt voor ceremonies en commentaren.
De schat voor dit soort van leren was de Physiologus, het was geen man noch boek, maar een literatuur in proza en verzen, een literatuur die duizenden jaren stand hield en vertaald werd in verschillende talen. In het boek van de dieren waar Physiologus de woordvoeder is, word gezegd dat de leeuw met zijn ogen open slaapt, bang heeft van een witte haan, een spoor nalaat met zijn staart, dat geen enkel ander dier durft te onverschrijden. Dat de krokodil begint te wiegen bij het verorberen van een mens. Dat het kleine beest genaamd Grylio zou koud en kil is, vergelijkbaar met het doven van een vuur. Dat de olifant maar een bot in zijn benen heeft,wat hem ervan weerhoud om te gaan liggen. Dat de walvis zand over zijn rug gooit alvorens te gaan slapen, en dat het graag aan de oppervlakte van de zee drijft, zodat zeemannen zich vergissen en denken dat ze een eiland in zicht hebben. Dat deze zeemannen dan aan land gaan, en op de rug van de walvis rustig hun avondmaal bereiden, totdat de walvis wakker word van het vuur dat op zijn rug brandt, zich beweegt, de zeemannen van zich afgooit en ze tegelijkertijd allemaal verzuipt. Dat een arend naar de zon kan zien wanneer die op zijn hevigst brandt. Dat oude arenden naar het Oosten vliegen daar drie keer van een fontein nippen, en wederkeren als jonge arenden.
dinsdag 21 juli 2009
vlinders
Vlinders die in normale omstandigheden veelvuldig moeten voorkomen in je stadstuintje of landschapstuin :
- de koninginnepage
-distelvlinder
-atalanta
-gamma-uiltje
-kolibrievlinder
-kleine vuurvlinder
-citroenvlinder
-dagpauwoog
-bont zandoogje
-orange zandoogje
-bruin zandoogje
-kleine vos
-landkaartje
-gehakkelde aurelia
-icarusblauwtje
-boomblauwtje
-klein geaderd witje
-klein koolwitje
-groot koolwitje
- de koninginnepage
-distelvlinder
-atalanta
-gamma-uiltje
-kolibrievlinder
-kleine vuurvlinder
-citroenvlinder
-dagpauwoog
-bont zandoogje
-orange zandoogje
-bruin zandoogje
-kleine vos
-landkaartje
-gehakkelde aurelia
-icarusblauwtje
-boomblauwtje
-klein geaderd witje
-klein koolwitje
-groot koolwitje
maandag 20 juli 2009
natuurhistorie in de 16 de eeuw deel 3
Theophrastus kunnen we niet vergelijken met Aristoteles als een denker.Het behoort tot zijn eeuw dat men interesse had in een veelheid aan interesses, en dat men het niet zo nauw nam met de wetenschappelijke gebruiken van het experiment. De twee botanische traktaten van Theophrastus die tot bij ons gekomen zijn, zijn gebaseerd op een brede kennis van de plantenkunde.Niet alleen van Griekenland, maar ook van Egypte en Perzie. Sommige van deze planten moeten minitieus onderzocht zijn geworden, want het zal duren tot Malpighi vooraleer de botanisten van het moderne Europa tot deze resultaten konden komen. De natuurlijke historie van Theophrastus was te uitgebreid dat het bijna onmogelijk was dat het een product was van een mensenleven. Maar wie zijn voorgangers waren en waar zij deze kennis vandaan hadden gehaald zal voor ons een grote vraag blijven.
De botanische tuin van Theophrastus was authentiek aan de latere botanische tuinen en bevatte zoveel materiaal, dat het voor Aristoteles een kleine stap was om daar zijn Zoologische studies te beginnen.
De botanische tuin van Theophrastus was authentiek aan de latere botanische tuinen en bevatte zoveel materiaal, dat het voor Aristoteles een kleine stap was om daar zijn Zoologische studies te beginnen.
zondag 19 juli 2009
natuurlijke historie in de 16 de eeuw deel 2
Sommige Atheense filosofen konden zo goed redevoeren over natuurlijke fenomenen, en in het bijzonder over levensfenomenen, met een zodanige accuraatheid en kennis dat heelder volgende generaties onder de indruk bleven. Aristoteles die zich bezighield met de hele waaier van de wetenschappen verraste de hedendaagse lezer met zijn kennis van migratie ( niet alleen de gemakkelijk te observeren kraanvogel, pelikaan,maar ook de tonijn en de makereel), hoe de vissen hun prooien vingen, of hoe de werkbij haar eieren legde. hij kon ook boeiend beschrijven over het geluids overbreng mechanisme van de sprinkhaan, en de hectocotylus-armen van de octopus, of de ontwikkelingsfases van een jong kuikentje.Het is echter ook waar dat veel van zijn kennis komt van andere observeerders. Omdat hij in zijn geschriften over de natuur veel het zinnetje "zoals ze zegden" gebruikte, kunnen we vaststellen dat niet al zijn geschriften op waarheid stoelen,het is echter wel zo dat er bij ons een enorme nieuwsgierigheid de bovenhand haalt.
We vinden een overvloed aan kenmerken terug die handelen over structuur. Ze zijn waardevol tot zover de observatie reikt, maar ook niet meer dan dat.Het zijn generalisaties die door Bacon "axiomatische media" worden genoemd, gehoornde qaudreps zonder voortanden; dat vogels die behept zijn met sporen geen verscheurende klauwen kunnen hebben.Dat bij gevogelte de ogen gesloten worden door het onderste ooglid en bij uilen de ogen gesloten worden door het bovenste ooglid. Dat insecten met meer dan twee paar vleugels de angel in het achterste zit, en dat zo'n angel nooit terug te vinden is bij insecten die maar twee paar vleugels hebben. Aristoteles is de schichter van de Comperatieve Anatomie, en geen enkele wetenschap maakte zo'n boeiende start, vanaf de geboorte van deze wetenschap kon zijn bogen op een veelvuldigheid van feiten en ideeen.
Geen enkele piloot kan onbewaakte plaatsen verkennen zonder in te calculeren dat hij dan ook kan neerstorten. De Griekse filosofen zouden dan ook geen mannen kunnen genoemd worden als ze soms dingen gingen exploreren en onderzoeken waar ze nauwelijks verstand van hadden. Aristoteles wist heel goed welke risico's zijn onderzoeksveld inhield. Alles wat plaats grijpt, is daarvoor nog niet opgeklaart. We moeten eerder uitgaan van observatie dan van beredenering, en van beredenering alleen als we zeker zijn van de bestaande feiten ( fenomenen). We moeten dan ook niet verbaasd zijn, indachtig de waarschuwing die hij zichzelf gaf, en een mentale boost die eerder naar het scepticisme neigde dan naar lichtgelovigheid, hij vele dingen voor waar moest nemen die geen strikte waarheid bevatte. Experimenten, datgene dat de moderne wetenschap aanziet als een test van een eerste vermoeden, en een opstap is voor het vergaren van nieuwe kennis, was nog niet opgenomen in het repertoire van de natuurfilosoof.
We vinden een overvloed aan kenmerken terug die handelen over structuur. Ze zijn waardevol tot zover de observatie reikt, maar ook niet meer dan dat.Het zijn generalisaties die door Bacon "axiomatische media" worden genoemd, gehoornde qaudreps zonder voortanden; dat vogels die behept zijn met sporen geen verscheurende klauwen kunnen hebben.Dat bij gevogelte de ogen gesloten worden door het onderste ooglid en bij uilen de ogen gesloten worden door het bovenste ooglid. Dat insecten met meer dan twee paar vleugels de angel in het achterste zit, en dat zo'n angel nooit terug te vinden is bij insecten die maar twee paar vleugels hebben. Aristoteles is de schichter van de Comperatieve Anatomie, en geen enkele wetenschap maakte zo'n boeiende start, vanaf de geboorte van deze wetenschap kon zijn bogen op een veelvuldigheid van feiten en ideeen.
Geen enkele piloot kan onbewaakte plaatsen verkennen zonder in te calculeren dat hij dan ook kan neerstorten. De Griekse filosofen zouden dan ook geen mannen kunnen genoemd worden als ze soms dingen gingen exploreren en onderzoeken waar ze nauwelijks verstand van hadden. Aristoteles wist heel goed welke risico's zijn onderzoeksveld inhield. Alles wat plaats grijpt, is daarvoor nog niet opgeklaart. We moeten eerder uitgaan van observatie dan van beredenering, en van beredenering alleen als we zeker zijn van de bestaande feiten ( fenomenen). We moeten dan ook niet verbaasd zijn, indachtig de waarschuwing die hij zichzelf gaf, en een mentale boost die eerder naar het scepticisme neigde dan naar lichtgelovigheid, hij vele dingen voor waar moest nemen die geen strikte waarheid bevatte. Experimenten, datgene dat de moderne wetenschap aanziet als een test van een eerste vermoeden, en een opstap is voor het vergaren van nieuwe kennis, was nog niet opgenomen in het repertoire van de natuurfilosoof.
zaterdag 18 juli 2009
natuurlijke historie in de 16 de eeuw deel 1
Het begin van de natuurlijke historie is door weinigen gekend. In een niet zover verleden hielden vooral mannen zich bezig met planten en met de gewoonten van dieren. Ook leerden ze om bepaalde groepen van dieren te onderscheiden van andere dieren.En begonnen ze ze ook namen te geven.
Maar de belangrijkste periode voor ons is de Griekse periode nog voor de christelijke eeuw. Bepaalde gelijklopende natuurhistorische onderzoekingen in andere Oosterse landen zoals bijvoorbeeld Egypte, Indie waren minder interessant omdat de geschiedenis van die landen in de 16 de eeuw minder toegangkelijk was.
Het mooie Griekenland, op vele plaatsen dooraderd en omringd door water, en omringd door statige bergmassiefen gaf het voordeel dat men kon werken in een aangenaam klimaat. Er waren vele goed uitgeruste havens, die toegang boden tot alle Mediterraanse havens. Het was tevens het land waar alreeds duizend jaar aan wetenschappen werd gedaan. Er was geen enkel ander land in die tijd,zelfs Azie of Afrika niet die zoveel voor de wetenschappen hadden gedaan als het kleine land Griekenland. De seizoenen, de winden, het leven van dieren en planten werden geobserveerd met een hevige nieuwsgierigheid. Ploegers, tuinmannen, wijnbouwers, houtbewerkers, herders, kruidenmannen, paardentemmers, hondenafrichters, vissermannen en imkers hadden aan hun zonen de overdracht gedaan van hun kennis en kunde in verband met hun ambacht. Fysiologen werden hoog aangeschreven, en gaven werk aan apothekers en kruidendokters. Die op zoek gingen naar zeldzame planten, niet om er uitbundige rites mee op te luisteren,maar om de competitie weg te houden. Van deze informanten is veel kennis over planten en dierten gecollectioneerd en opgeschreven in boeken.Herodotus beschrijft de rivieren, het klimaat en opmerkelijke dieren van de landen die hij bezocht in functie van zijn reizen.
Xenophon, die niet alleen een generaal, een geschiedkundige en een moralist was, maar ook een naturalist en sportman laat ons zien hoeveel aandacht er werd besteed aan dieren nog voor er sprake was van de biologische systematiek. Hij geeft levendige beschrijvingen van de herten, wilde beren en honden die hem amuseerde in zijn vrije tijd; en geeft ons de waardevolle informatie dat in zijn dagen leeuwen en luipaarden nog volop jaagde in Macedonie en alle landen verder noordwaarts.
Maar de belangrijkste periode voor ons is de Griekse periode nog voor de christelijke eeuw. Bepaalde gelijklopende natuurhistorische onderzoekingen in andere Oosterse landen zoals bijvoorbeeld Egypte, Indie waren minder interessant omdat de geschiedenis van die landen in de 16 de eeuw minder toegangkelijk was.
Het mooie Griekenland, op vele plaatsen dooraderd en omringd door water, en omringd door statige bergmassiefen gaf het voordeel dat men kon werken in een aangenaam klimaat. Er waren vele goed uitgeruste havens, die toegang boden tot alle Mediterraanse havens. Het was tevens het land waar alreeds duizend jaar aan wetenschappen werd gedaan. Er was geen enkel ander land in die tijd,zelfs Azie of Afrika niet die zoveel voor de wetenschappen hadden gedaan als het kleine land Griekenland. De seizoenen, de winden, het leven van dieren en planten werden geobserveerd met een hevige nieuwsgierigheid. Ploegers, tuinmannen, wijnbouwers, houtbewerkers, herders, kruidenmannen, paardentemmers, hondenafrichters, vissermannen en imkers hadden aan hun zonen de overdracht gedaan van hun kennis en kunde in verband met hun ambacht. Fysiologen werden hoog aangeschreven, en gaven werk aan apothekers en kruidendokters. Die op zoek gingen naar zeldzame planten, niet om er uitbundige rites mee op te luisteren,maar om de competitie weg te houden. Van deze informanten is veel kennis over planten en dierten gecollectioneerd en opgeschreven in boeken.Herodotus beschrijft de rivieren, het klimaat en opmerkelijke dieren van de landen die hij bezocht in functie van zijn reizen.
Xenophon, die niet alleen een generaal, een geschiedkundige en een moralist was, maar ook een naturalist en sportman laat ons zien hoeveel aandacht er werd besteed aan dieren nog voor er sprake was van de biologische systematiek. Hij geeft levendige beschrijvingen van de herten, wilde beren en honden die hem amuseerde in zijn vrije tijd; en geeft ons de waardevolle informatie dat in zijn dagen leeuwen en luipaarden nog volop jaagde in Macedonie en alle landen verder noordwaarts.
vrijdag 17 juli 2009
Linnaeus : een immense correspondentie deel 2
Het is een mooi voorbeeld van een wereldomvattend netwerk, vergelijkbaar met dat van André Thouin ( 1742-1824), de hoofdtuinier van de Jardin du Roi in Parijs ( tegnwoordig Jardin des Plantes). Met zijn gebruikelijke ' bescheidenheid' legt Linnaeus in een van zijn geschriften uit dat ' deze opmerkelijke verzameling toegangkelijk zou moeten worden, want dit bevat honderden brieven waarin allerlei opmerkelijke feiten worden aangesneden die tussen 1735 en zijn dood plaatsvonden'. Bedenk dat Linnaeus zelf dit zegt! 'wat jammer', gaat hij verder, 'dat Linnaeus zelf, verhinderd door een overvloed aan werk, geen kopieen van zijn eigen brieven heeft kunnen maken.' Inderdaad, als we een uitzondering maken voor de Zwitserse fysioloog Albrecht von Haller ( 1708-1777), die in 1773 de brieven die Linnaeus hem geschreven heeft openbaar maakt, dan is het Smith die in 1821 in twee delen een eerste selectie uit de correspondentie van Linnaeus heeft gepubliceerd. Anderen volgen hem en zorgen achtereenvolgens voor de publicatie van de breifwisselingen van Linnaeus met botanici als de Amerikaan Alexander Garden ( 1730-1791) in 1829, de Nederlander Johannes Burman (1707-1779) in 1830, de Oostenrijker Nicolas Joseph von Jacquin ( 1727-1817) in 1841 en de Fransen B. de Jussieu ( 1699-1777) in 1854-1855, F. Boisseiers de Sauvages ( 1706-1767) in 1860, Claude Richard ( 1705-1784) in 1864 en A. Thouin in 1935. Van 1878 tot 1880 is een collectie van 265 brieven van en aan Zweedse correspondenten gepubliceerd, op initiatief van de Zweedse plantkundige Ewald Ahrling, die in 1885 ook de auteur is van de eerste gedrukte catalogus over de correspondentie van Linnaeus.
Pas in 1907, bij de grootse viering van zijn tweehonderdste geboortedag, besluit de Zweedse regering tot een integrale uitgave van al zijn correspondentie. Ongeveer een kwart daarvan, de 1670 brieven naar en van Zweedse auteurs, verschijnt in negen delen onder de algemene titel Bref och skrivelser af och till Carl von Linné. Na een onderbreking, om verschillende redenen,vanaf 1943 heeft het Zweedse Linnaeaanse genootschap de onderneming in 1994 weer opgepakt. Een integrale elektronische editie van de correspondentie van Linnaeus ( ong 7000 brieven) zou via het internet toegangkelijker moeten worden.
Pas in 1907, bij de grootse viering van zijn tweehonderdste geboortedag, besluit de Zweedse regering tot een integrale uitgave van al zijn correspondentie. Ongeveer een kwart daarvan, de 1670 brieven naar en van Zweedse auteurs, verschijnt in negen delen onder de algemene titel Bref och skrivelser af och till Carl von Linné. Na een onderbreking, om verschillende redenen,vanaf 1943 heeft het Zweedse Linnaeaanse genootschap de onderneming in 1994 weer opgepakt. Een integrale elektronische editie van de correspondentie van Linnaeus ( ong 7000 brieven) zou via het internet toegangkelijker moeten worden.
Linnaeus : een immense correspondentie
In november 1783, bijna zes jaar na de dood van Linnaeus, zijn al zijn archieven- dat wil zeggen zijn correspondentie, manuscripten, boekenverzameling en herbarium, evenals die van zijn zoon Charles ( 1741-1783) die hem aan de universiteit van Uppsala was opgevolgd en die net was overleden- door zijn weduwe te koop aangeboden om in het onderhoud te kunnen voorzien van haar vier zonen. Omdat er geen Zweedse kopers waren, is de Linnaeaanse collectie verworven door de jonge medicijnstudent James Edward Smith ( 1759-1828), dankzij de medewerking van Joseph Banks ( 1743-1820), voorzitter van de Royal Society in Londen, en met de financiele ondersteuning door zijn vader en enkele invloedrijke vrienden. Eind oktober 1784 komt de brik Appareance met zijn waardevolle lading aan in England met 36 kisten vol brieven en allerlei manuscripten, ongeveer 3000 boeken, vijf kisten met gedroogde planten, vier met stenen en mineralen en twee met insecten. De geschiedenis wil- zij het apocrief- dat Gustaaf III, koning van Zweden en ten tijde van de transacties op reis door Frankrijk, direct na zijn terugkomst een schip zou hebben laten uitvaren om de collectie van Linnaeus te actervolgen en naar Zweden terug te halen. Maar hij was te laat en England was vanaf dat moment in het bezit van een ware wetenschappelijke schat. Bij de dood van Smith, in 1828, worden de correspondentie van Linnaeus en al zijn archieven het eigendom van de Londense Linnean Society, die al in 1788 door Smith was opgericht. Sindsdien zijn ze daar bewaard.
In zijn derde autobiografie, geschreven in de jaren 1760, noemt Linnaeus de namen van meer dan zeventig correspondenten in het buitenland, met name Rusland, Turkije en Amerika. Bij zijn dood in 1778 hadden meer dan 170 Zweden en ongeveer 400 buitenlanders met hem gecorrespondeerd. Al met al zijn er meer dan 3000 brieven aan hem geadresseerd, vanuit Europa, Amerika, Azie en Afrika, geschreven door oftewel natuuronderzoekers en bewonderaars, of door zijn talrijke leerlingen, zijn ' apostelen' zoals hij ze noemde, die door hem over de hele wereld werden uitgezonden om zijn inventarisatie van de levende ,natuur te verrijken.
In zijn derde autobiografie, geschreven in de jaren 1760, noemt Linnaeus de namen van meer dan zeventig correspondenten in het buitenland, met name Rusland, Turkije en Amerika. Bij zijn dood in 1778 hadden meer dan 170 Zweden en ongeveer 400 buitenlanders met hem gecorrespondeerd. Al met al zijn er meer dan 3000 brieven aan hem geadresseerd, vanuit Europa, Amerika, Azie en Afrika, geschreven door oftewel natuuronderzoekers en bewonderaars, of door zijn talrijke leerlingen, zijn ' apostelen' zoals hij ze noemde, die door hem over de hele wereld werden uitgezonden om zijn inventarisatie van de levende ,natuur te verrijken.
donderdag 16 juli 2009
zondag 12 juli 2009
taxonomie en systematiek
Systematiek en taxonomie worden vaak door elkaar gebruikt maar zijn geen synoniemen. Taxonomie is de ( theoretische en praktische studie) van de classificatie van de taxa; het omvat het beschrijven en het ordenen in een systeem gebaseerd op verwantschap. Het biologische begrip " systematiek" is de studie van de biologische diversiteit, voor zover van belang om de onderlinge affiniteit te bepalen van taxa ( bv= geslachten, soorten, ondersoorten, populaties). De grondslag van de huidige systematiek is gelegd door Carl Linnaeus in de 18 de eeuw. Deze bekende Zweedse bioloog, die in Harderwijk gepromoveerd is en enige jaren in Nederland werkte, zag het systeem als een door God geschapen ordening van de natuur. Hij geloofde dat na vrij korte tijd alle organismen wel beschreven en ingedeeld zouden kunnen zijn. Linnaeus zou dan ook hooglijk verbaasd zijn dat in het begin van de 21 ste eeuw nog steeds maar 10% van alle levende soorten beschreven zou zijn.
De systematiek van Linnaeus is typologisch: alle dieren kunnen ingedeeld worden bij een bepaald type, dat nauwkeurig te omschrijven is, en vaak gebaseerd is op slechts een enkel kenmerk. Van grote invloed op het moderne systematische denken is het werk van de Duitse etymoloog Willy Hennig geweest. De school van Hennig, die bekend staat als fylogenetische systematiek of cladistiek, gaatv ervan uit dat de classificatie een strikte afspiegeling van de fylogenetische ( evolutionaire) stamboom is. Het opstellen van de stamboom ( ook cladogrom) genoemd staat hierbij centraal. Het vaststellen van verwantschappen gebeurt dan niet in de eerste plaats door het zoeken naar fossielen van uitgestorven voorouders, maar door een nauwkeurige bestudering van de kenmerken van de nu levende soorten. Verwantschap kan alleen worden vastgesteld wanneer de soorten overeenkomen in kenmerken, die in de evolutie veranderd zijn ( nieuwe kenmerktoestanden, innovaties of afgeleide kenmerken). Men kan dan aannemen dat de gemeenschappelijke voorouder van de bestudeerde soorten dit kenmerk ook al had. De oude toestand van een kenmerk ( primitieve of oorspronkelijk bewaard zijn), terwijl het kenmerk in de andere takken veranderd is.
Bij het omzetten van een stamboom in een classificatie dient elke groep strikt monofyletisch te zijn, dat wil zeggen dat alle nakomelingen van een voorouder in de groep moeten worden opgenomen. Groepen waarbij dat niet gebeurt, en een bepaalde tak nooit opgenomen wordt heet parafyletisch. Groepen waarin de soorten van meer dan één voorouder afstammen heten polyfyletisch.
De systematiek van Linnaeus is typologisch: alle dieren kunnen ingedeeld worden bij een bepaald type, dat nauwkeurig te omschrijven is, en vaak gebaseerd is op slechts een enkel kenmerk. Van grote invloed op het moderne systematische denken is het werk van de Duitse etymoloog Willy Hennig geweest. De school van Hennig, die bekend staat als fylogenetische systematiek of cladistiek, gaatv ervan uit dat de classificatie een strikte afspiegeling van de fylogenetische ( evolutionaire) stamboom is. Het opstellen van de stamboom ( ook cladogrom) genoemd staat hierbij centraal. Het vaststellen van verwantschappen gebeurt dan niet in de eerste plaats door het zoeken naar fossielen van uitgestorven voorouders, maar door een nauwkeurige bestudering van de kenmerken van de nu levende soorten. Verwantschap kan alleen worden vastgesteld wanneer de soorten overeenkomen in kenmerken, die in de evolutie veranderd zijn ( nieuwe kenmerktoestanden, innovaties of afgeleide kenmerken). Men kan dan aannemen dat de gemeenschappelijke voorouder van de bestudeerde soorten dit kenmerk ook al had. De oude toestand van een kenmerk ( primitieve of oorspronkelijk bewaard zijn), terwijl het kenmerk in de andere takken veranderd is.
Bij het omzetten van een stamboom in een classificatie dient elke groep strikt monofyletisch te zijn, dat wil zeggen dat alle nakomelingen van een voorouder in de groep moeten worden opgenomen. Groepen waarbij dat niet gebeurt, en een bepaalde tak nooit opgenomen wordt heet parafyletisch. Groepen waarin de soorten van meer dan één voorouder afstammen heten polyfyletisch.
vrijdag 10 juli 2009
Linnaeus
De oorspronkelijke indeling van Linnaeus.
Soort:
- De soort is een verzameling dieren die in alle belangrijke details van hun bouw en vorm overeenkomen, en die onderling vrij kunnen kruisen ( bijv: leeuwen).
- Soorten die tamelijk veel op elkaar lijken vormen samen een geslacht ( genus). Leeuwen, tijgers en panters behoren bijvoorbeeld tot het geslacht der panters. De wetenschappelijke naam van elke soort wordt gevormd door de geslachten en de soortnaam,zoals Panthera Leo ( leeuw), Panthera tigris ( tijger).
- Geslachten die overeenkomst vertonen, zijn samen een familie. In dit geval behoren de panters tot de familie der katachtigen (Felidae).
-Families met een aantal gelijke kenmerken voegt men samen tot een orde ( in dit geval orde der roofdieren).
-Een aantal orden tot een klasse. ( klasse der zoogdieren).
-Een aantal klassen tot een stam of afdeling ( in dit geval de gewervelde dieren).
-Een aantal stammen tot een onderrijk ( in dit geval Metazoa) en
een aantal onderrijken tot een rijk ( in dit geval dierenrijk).
Soort:
- De soort is een verzameling dieren die in alle belangrijke details van hun bouw en vorm overeenkomen, en die onderling vrij kunnen kruisen ( bijv: leeuwen).
- Soorten die tamelijk veel op elkaar lijken vormen samen een geslacht ( genus). Leeuwen, tijgers en panters behoren bijvoorbeeld tot het geslacht der panters. De wetenschappelijke naam van elke soort wordt gevormd door de geslachten en de soortnaam,zoals Panthera Leo ( leeuw), Panthera tigris ( tijger).
- Geslachten die overeenkomst vertonen, zijn samen een familie. In dit geval behoren de panters tot de familie der katachtigen (Felidae).
-Families met een aantal gelijke kenmerken voegt men samen tot een orde ( in dit geval orde der roofdieren).
-Een aantal orden tot een klasse. ( klasse der zoogdieren).
-Een aantal klassen tot een stam of afdeling ( in dit geval de gewervelde dieren).
-Een aantal stammen tot een onderrijk ( in dit geval Metazoa) en
een aantal onderrijken tot een rijk ( in dit geval dierenrijk).
woensdag 8 juli 2009
Botanische nomenclatuur
Is de formele naamgeving van planten. Tegenwoordig wordt deze geregeld door de ICBN, een 'wetboek' dat de wetenschappelijke namen van planten regelt. Met "planten" wordt bedoeld alles wat traditioneel door plantkundigen wordt bestudeerd dus o.a. vaatplanten en mossen,maar ook groenwieren, schimmels, korstmossen, blauwalgen, diatomeeen, bruinwieren en roodwieren.
Sinds Linnaeus is er de scheiding tussen nomenclatuur (naamgeving) en taxonomie ( de indeling in groepen). Taxonomie is een empirische wetenschap die planten indeelt in taxonomische groepen (" taxa", en enkelvoud "taxon"). Daarentegen wordt nomenclatuur geregeld door een wetboek,een code ( normatief). Een naam hoeft dan ook geen beschrijvende waarde te hebben denk aan Simmondria Chinesis.
Sinds Linnaeus is er de scheiding tussen nomenclatuur (naamgeving) en taxonomie ( de indeling in groepen). Taxonomie is een empirische wetenschap die planten indeelt in taxonomische groepen (" taxa", en enkelvoud "taxon"). Daarentegen wordt nomenclatuur geregeld door een wetboek,een code ( normatief). Een naam hoeft dan ook geen beschrijvende waarde te hebben denk aan Simmondria Chinesis.
de vis in ons
Het hierboven vermelde boek is van Neil Shubin.
Neil Shubin verraste de wereld op 31 maart 2006, toen hij in science de ontdekking bekendmaakte van Tiktaalik, de 'visvoeter'-fossiel, die de grote onbekende schakel vormde tussen vissen en viervoetige amfibieen. Shubin is hoofd van het Departement of organismal biology and anatomy aan de University of Chicago.
Het boek is uitgegeven bij Nieuw Amsterdam Uitgevers.
Kostprijs 19.95 euro in de betere boekwinkel.
Ik kom later uitgebreid op dit boek terug.
Neil Shubin verraste de wereld op 31 maart 2006, toen hij in science de ontdekking bekendmaakte van Tiktaalik, de 'visvoeter'-fossiel, die de grote onbekende schakel vormde tussen vissen en viervoetige amfibieen. Shubin is hoofd van het Departement of organismal biology and anatomy aan de University of Chicago.
Het boek is uitgegeven bij Nieuw Amsterdam Uitgevers.
Kostprijs 19.95 euro in de betere boekwinkel.
Ik kom later uitgebreid op dit boek terug.
maandag 6 juli 2009
taxonomie :deel 3
In april 1663 brak er voor John Ray een werkloze periode aan. Maar toen kwamen er een aantal vrienden hem ter hulp. Samen met Willughby, Bacon, en Skippon gaat hij op wereldreis. Deze onderneming duurt drie jaar. Daarna besluit hij te werken aan de systematisering van de gehele natuurlijke wereld. Om goed planten en dieren te kunnen bestuderen in hun natuurlijke omgeving bezoeken ze Frankrijk, Belgie, Nederland, Duitsland, Italie, Malta, Sicilie, Oostenrijk en Zwitserland. Ray was gefascineerd door elke nieuwe ervaring en publiceerde uiterst gedetailleerd elk detail van zijn reizen.
John Ray keerde terug naar Groot- Britannie in 1666, en spendeerde zes jaar in organisatie om zijn grote hoeveelheid gecollectioneerd materiaal te laten overbrengen. Nog voor zijn dood,Zal Ray systematische werken publiceren over planten, vogels, zoogdieren, vissen en insecten. In zijn publicaties bracht hij orde in de chaos van massa's benamingen die andere naturalisten gebruikten. Hij gebruikte voor het eerst een overzichtelijk systeem.
Ray verrichtte ook experimenteel werk in plantenontwikkeling en groei. Zijn onderzoek naar de ouderdom bij bomen werd goed ontvangen en leverde hem een zitje op bij de Royal Society of London. Een van eerste wetenschappelijke organisaties.
John Ray keerde terug naar Groot- Britannie in 1666, en spendeerde zes jaar in organisatie om zijn grote hoeveelheid gecollectioneerd materiaal te laten overbrengen. Nog voor zijn dood,Zal Ray systematische werken publiceren over planten, vogels, zoogdieren, vissen en insecten. In zijn publicaties bracht hij orde in de chaos van massa's benamingen die andere naturalisten gebruikten. Hij gebruikte voor het eerst een overzichtelijk systeem.
Ray verrichtte ook experimenteel werk in plantenontwikkeling en groei. Zijn onderzoek naar de ouderdom bij bomen werd goed ontvangen en leverde hem een zitje op bij de Royal Society of London. Een van eerste wetenschappelijke organisaties.
taxonomie deel 2
John Ray ( 1628-1704) is om drie redenen een wegbereider van het culturele klimaat waaruit de latere vegetarische bewegingen zijn ontstaan. Hij verenigde zijn liefde voor de natuur met de theologie waardoor de theologie aan dogmatisch gehalte verloor. Hij was daarnaast van mening dat de mens van nature een herbivoor is. Ten derde heeft Ray een " natuurlijke taxonomie" ontwikkeld waarop de latere evolutie-theorieen steunen. Zo heeft hij indirect bijgedragen aan de verkleining van het onderscheid tussen mens en dier. Deze drie bijdragen aan het vegetarisme komen ongeveer overeen met drie kwaliteiten die John Ray in zich verenigde. Hij was een vooraanstaand " naturalist"- hij wordt de vader van de plant-en dierkunde ( " natuurlijke historie") genoemd. Hij was verder een invloedrijk filosoof en theoloog.
John Ray, zoon van een Engelse smid, hield als kind al veel van de natuur. Vooral planten hadden zijn interesse. In 1644 ging hij studeren in Cambridge waar hij in korte tijd een expert werd op het gebied van wiskunde, " natural science", en talen. In 1660 werd hij beroepen tot priester van de Angelicaanse kerk. Op zijn reizen door Engeland en Europa verzamelde hij planten,dieren en stenen. Hij kreeg herkenning voor zijn plantenexperimenten en trad in 1667 toe tot een belangrijk wetenschappelijke vereniging, de Royal Society of London. Ray publiceerde over theologie, talen en " natuurlijke historie". Zijn verdiensten voor de biologie lagen vooral op het gebied van de systematiek. Ray zocht naar een natuurlijk classificatiesysteem. Hij classificeerde meer dan 18.000 soorten. Beroemd is zijn vergissing om walvissen bij de vissen onder te brengen. Maar zijn onderscheid tussen een en twee zaadlobbige bloemen bleek zeer succesvol.Ook op theologisch gebied zocht de zeer vrome Ray naar een "natuurlijk" systeem waarbij hij ervan uitging dat Gods wijsheid en macht in de schepping zichtbaar gemaakt konden worden langs wetrenschappelijk- observationele weg.
John Ray heeft met zijn taxonomisch werk de latere evolutietheorieen helpen voorbereiden. Maar door zijn combineren van empirisme en theologie moest hij wel een verklaring zien te vinden voor het mysterie van de fossielen. Zo zouden fossielen lusi naturea zijn, spelingen van de natuur, gevormd door een formatieve kracht die op de aarde had ingewerkt. Anderen beweerden dat God de fossielen zomaar voor zijn plezier had gemaakt en weer anderen zagen er mallen in voor levende organismen. Ook werd verondersteld dat fossielen het werk waren van de Duivel om de mensen bang te maken en te verwarren.
Ray hield vol dat fossielen eens levende wezens waren geweest. De fossielen zouden gevormd zijn tijdens de zondvloed en de scheppingsdaden toen God de aarde schiep uit de wateren. Ray dacht ook aan de invloed van vulkanen en aardbevingen. Maar hij schrok toch terug van de consequenties dat fossielen uitgestorven diersoorten konden zijn en dat de aarde dan veel ouder moest zijn dan de theologen beweerden. Deze mogelijkheid had Leonardo Da Vinci een eeuw eerder reeds voor waarschijnlijk gehouden. Ook dacht Leonardo dat de zondvloed onmogelijk de gehele aarde kon hebben getroffen. Zo ver als Da Vinci durfde Ray niet gaan. Hij heeft de brandende kwestie in vraagvorm overgedragen aan de generaties evolutionaire biologen na hem.
John Ray, zoon van een Engelse smid, hield als kind al veel van de natuur. Vooral planten hadden zijn interesse. In 1644 ging hij studeren in Cambridge waar hij in korte tijd een expert werd op het gebied van wiskunde, " natural science", en talen. In 1660 werd hij beroepen tot priester van de Angelicaanse kerk. Op zijn reizen door Engeland en Europa verzamelde hij planten,dieren en stenen. Hij kreeg herkenning voor zijn plantenexperimenten en trad in 1667 toe tot een belangrijk wetenschappelijke vereniging, de Royal Society of London. Ray publiceerde over theologie, talen en " natuurlijke historie". Zijn verdiensten voor de biologie lagen vooral op het gebied van de systematiek. Ray zocht naar een natuurlijk classificatiesysteem. Hij classificeerde meer dan 18.000 soorten. Beroemd is zijn vergissing om walvissen bij de vissen onder te brengen. Maar zijn onderscheid tussen een en twee zaadlobbige bloemen bleek zeer succesvol.Ook op theologisch gebied zocht de zeer vrome Ray naar een "natuurlijk" systeem waarbij hij ervan uitging dat Gods wijsheid en macht in de schepping zichtbaar gemaakt konden worden langs wetrenschappelijk- observationele weg.
John Ray heeft met zijn taxonomisch werk de latere evolutietheorieen helpen voorbereiden. Maar door zijn combineren van empirisme en theologie moest hij wel een verklaring zien te vinden voor het mysterie van de fossielen. Zo zouden fossielen lusi naturea zijn, spelingen van de natuur, gevormd door een formatieve kracht die op de aarde had ingewerkt. Anderen beweerden dat God de fossielen zomaar voor zijn plezier had gemaakt en weer anderen zagen er mallen in voor levende organismen. Ook werd verondersteld dat fossielen het werk waren van de Duivel om de mensen bang te maken en te verwarren.
Ray hield vol dat fossielen eens levende wezens waren geweest. De fossielen zouden gevormd zijn tijdens de zondvloed en de scheppingsdaden toen God de aarde schiep uit de wateren. Ray dacht ook aan de invloed van vulkanen en aardbevingen. Maar hij schrok toch terug van de consequenties dat fossielen uitgestorven diersoorten konden zijn en dat de aarde dan veel ouder moest zijn dan de theologen beweerden. Deze mogelijkheid had Leonardo Da Vinci een eeuw eerder reeds voor waarschijnlijk gehouden. Ook dacht Leonardo dat de zondvloed onmogelijk de gehele aarde kon hebben getroffen. Zo ver als Da Vinci durfde Ray niet gaan. Hij heeft de brandende kwestie in vraagvorm overgedragen aan de generaties evolutionaire biologen na hem.
zondag 5 juli 2009
boek
Een zeer goed boek omtrent het leven van Carl Linnaeus is dat van Margaret Jean Anderson.
Overzichtelijke informatie, in een niet te moeilijke overzichtelijke taal,met prachtige kleurenillustraties.
Overzichtelijke informatie, in een niet te moeilijke overzichtelijke taal,met prachtige kleurenillustraties.
taxonomie: deel 1
Bron Wikipedia:
Taxonomie is de wetenschap van het indelen.
Taxonomie ( taxon=groep) verwijst naar zowel de classificatie van dingen als naar de methode die aan de basis van deze classificatie ligt. Vrijwel alles kan taxonomisch worden ingedeeld. Plantengemeenschappen, dingfen,plaatsen, gebeurtenissen, enzovoort.
De taxonomie is een dynamisch systeem, dat steeds wordt aangepast aan de hand van nieuwe ontdekkingen en inzichten. Verschillende taxonomische indelingen kunnen naast elkaar bestaan, waardoor een bepaalde soort verschillend kan worden ingedeeld. Het niet eenduidig classificeren van een soort kan ontstaan door:
-Verschillende criteria op grond waarvan verschillende systemen worden ingedeeld.
-Verschiullende wetenschappelijke inzichten
-Foutief toepassen van de criteria, bijvoorbeeld door onzorgvuldige waarnemingen of onvoldoen de kennis
-Het door elkaar gebruiken van verschillende systemen
-Het handhaven van een wetenschappelijk verouderd systeem
Taxonomie is de wetenschap van het indelen.
Taxonomie ( taxon=groep) verwijst naar zowel de classificatie van dingen als naar de methode die aan de basis van deze classificatie ligt. Vrijwel alles kan taxonomisch worden ingedeeld. Plantengemeenschappen, dingfen,plaatsen, gebeurtenissen, enzovoort.
De taxonomie is een dynamisch systeem, dat steeds wordt aangepast aan de hand van nieuwe ontdekkingen en inzichten. Verschillende taxonomische indelingen kunnen naast elkaar bestaan, waardoor een bepaalde soort verschillend kan worden ingedeeld. Het niet eenduidig classificeren van een soort kan ontstaan door:
-Verschillende criteria op grond waarvan verschillende systemen worden ingedeeld.
-Verschiullende wetenschappelijke inzichten
-Foutief toepassen van de criteria, bijvoorbeeld door onzorgvuldige waarnemingen of onvoldoen de kennis
-Het door elkaar gebruiken van verschillende systemen
-Het handhaven van een wetenschappelijk verouderd systeem
vrijdag 3 juli 2009
kritiek van Buffon op Linnaeus deel 5 (einde)
Na een graad te hebben behaald in de medicijnen begon Linnaeus te werken in de botanische tuin van Uppsala. Zijn vroegste taxonomie waren gediagnosticeerde namen, hoewel ze later als onbruikbaar werden verklaard. Dit kwam omdat elke nieuwe soort die werd benoemd,met zich meebracht dat al zijn soortgenoten ook opnieuw moesten worden benoemd.
In 1740 begonnen Linnaeus en zijn studenten hun eigen bedenkingen en conclusies neer te schrijven. Een experiment met gemeenschappelijke en meer praktische manieren om te refereren naar individuele soorten.
In 1751 begon Linnaeus binomiale namen te gebruiken om de genus en de daaruit komende soort te representeren. Deze waren geinspireerd op " Renaissance kruiden" , volksnamen en bibliografische referenties. Linnaeus taxonomie bevatte Aristoteliaanse fysica en Christelijke theologie, het maakte de botanie toegangkelijk voor de gewone man en het was succesrijk door het feit dat het praktisch was en gemakkelijk in gebruik. De populariteit van Linnaeus taxonomie werd gereflecteerd in de vele botanische woordenboeken die gepubliceerd werden en zijn termen gebruikten, en het feit dat zelfs soorten monografieen en kinderboeken voorzien waren van een Linnaeus woordenschat.
De verschillende contexten waarin Buffon en Linnaeus werkte leidde tot verschillende opvattingen over de natuur. Het praktische succes van Linnaeus taxonomie en het feit dat zijn inzichten dominant waren in het Parijs na de revolutie,wist bij veel mensen op te reopen dat de aanvallen van Buffon misplaatst waren. Het feit alleen al dat hij het praktische van Linnaeus zijn systeem niet wou inzien, verklaart hoe hij in zijn eigen wereld leefde.
Bij buffon hebben we de natuurlijke historie die tot een wetenschap moest leiden gebaseerd op filosofische argumenten.
Terwijl het systeem van Linnaeus erop voorzien is, dat het als klassificatiesysteem gebruikt word.
In 1740 begonnen Linnaeus en zijn studenten hun eigen bedenkingen en conclusies neer te schrijven. Een experiment met gemeenschappelijke en meer praktische manieren om te refereren naar individuele soorten.
In 1751 begon Linnaeus binomiale namen te gebruiken om de genus en de daaruit komende soort te representeren. Deze waren geinspireerd op " Renaissance kruiden" , volksnamen en bibliografische referenties. Linnaeus taxonomie bevatte Aristoteliaanse fysica en Christelijke theologie, het maakte de botanie toegangkelijk voor de gewone man en het was succesrijk door het feit dat het praktisch was en gemakkelijk in gebruik. De populariteit van Linnaeus taxonomie werd gereflecteerd in de vele botanische woordenboeken die gepubliceerd werden en zijn termen gebruikten, en het feit dat zelfs soorten monografieen en kinderboeken voorzien waren van een Linnaeus woordenschat.
De verschillende contexten waarin Buffon en Linnaeus werkte leidde tot verschillende opvattingen over de natuur. Het praktische succes van Linnaeus taxonomie en het feit dat zijn inzichten dominant waren in het Parijs na de revolutie,wist bij veel mensen op te reopen dat de aanvallen van Buffon misplaatst waren. Het feit alleen al dat hij het praktische van Linnaeus zijn systeem niet wou inzien, verklaart hoe hij in zijn eigen wereld leefde.
Bij buffon hebben we de natuurlijke historie die tot een wetenschap moest leiden gebaseerd op filosofische argumenten.
Terwijl het systeem van Linnaeus erop voorzien is, dat het als klassificatiesysteem gebruikt word.
donderdag 2 juli 2009
nieuws
Op dinsdag 14 juli om 20.00u : een debat over biodiversiteit
waar? Park spoor noord
Hoelang? Van 20.00 u tot 22.00U
Voor wie interesse heeft in natuur en de onmiddelijke inwerking op ons leefklimaat
waar? Park spoor noord
Hoelang? Van 20.00 u tot 22.00U
Voor wie interesse heeft in natuur en de onmiddelijke inwerking op ons leefklimaat
woensdag 1 juli 2009
kritiek van Buffon op Linnaeus deel 4
Carl Linnaeus had een andere achtergrond dan Buffon. Hij was gevormd als dokter en had weinig interesse in de exacte wetenschappen. Linnaeus richtte zich met zijn taxonomie naar een ander publiek,en was daarin succesvol omwille van de praktische kant.
Linnaeus groeide op in een slaapstadje in zuid Zweden, leerde veel op zichzelf, las geen moderne talen, had een afkeer van cultuur en nieuwe wetenschap. Zelfs nadat hij een succesvolle auteur was en lucratief succes boekte als govermentele adviseur die reizen, collecties en koloniale economieen adviseerde legde hij geen interesse aan de dag van exacte wetenschappen of moderne technologieen. Linnaeus zijn huis was een plaats waar kunst en organische natuur, papegaaien en vinken, en zelfs een jonge oerang oetan, speelde tussen potplanten, insecten, mineraaldeeltjes, wetenschappelijke instrumenten, en botanische notities.
Linnaeus groeide op in een slaapstadje in zuid Zweden, leerde veel op zichzelf, las geen moderne talen, had een afkeer van cultuur en nieuwe wetenschap. Zelfs nadat hij een succesvolle auteur was en lucratief succes boekte als govermentele adviseur die reizen, collecties en koloniale economieen adviseerde legde hij geen interesse aan de dag van exacte wetenschappen of moderne technologieen. Linnaeus zijn huis was een plaats waar kunst en organische natuur, papegaaien en vinken, en zelfs een jonge oerang oetan, speelde tussen potplanten, insecten, mineraaldeeltjes, wetenschappelijke instrumenten, en botanische notities.
Abonneren op:
Posts (Atom)