maandag 30 november 2009

kwispelen alleen honden met hun staart

Staartbewegingen zijn een belangrijk onderdeel van de communicatie tussen alle eleden van de hondenfamilie, dus naast honden ook wolven, vossen, prairiewolven en jakhalzen. Honden stammen van de wolf af, en de twee soorten groeiden zo'n 100.OOO jaar geleden uit elkaar. Op de evolutionaire schaal is dat niet lang, en het sociale gedrag van de twee soorten vertoont dan ook vele raakvlakken. Honden en wolven communiceren niet alleen met geluiden zoals blaffen en janken, maar ook met de geur en de lichaamstaal. Met hun lichaamstaal geven ze uiting aan dominantie ( staart en oren overeind), aan agressie ( tanden laten zien en het nekhaar overeind) of aan onderwerping ( kruipen met de oren plat). Als honden een dominant groepslid weerzien en begroeten, gaan ze kwispelstaarten en springen, gedrag waar wij van maken dat de hond blij is om ons te zien.

HLN+video+-+Krokodil+valt+parkwachter+aan+%281035314%29

HLN+video+-+Krokodil+valt+parkwachter+aan+%281035314%29

zondag 29 november 2009

Inktvis is de oude gebleven

Na de vondst van vijf 93 tot 99 miljoen jaar oude inktvisfossielen in Libanon weten we dat de moderne inktvis zich een paar miljoen jaar eerder ontwikkelde dan we dachten. Uit de vondsten blijkt verder dat achtarmige inktvissen de afgelopen 100 miljoen jaar nauwelijks geevolueerd zijn. Het is voor het eerst dat de fosiele inktvissen gevonden zijn die doen denken aan de huidige, al lopen onze 300 soorten uiteen. Fossiele inktvissen zijn moeilijk te vinden omdat de dieren vrijwel alleen uit huid en spieren bestaan. Als ze doodgaan veranderen ze al vrij snel in een " slijmklodder", aldus de man die de vondst deed, Dirk Fuchs van de Freie Universitat Berlin. Bovendien worden veel dode inktvissen door aaseters opgegeten, dus na een paar dagen zijn ze wel verdwenen.En omdat er nog maar nauwelijks inktvissen in versteende vorm zijn gevonden, is Dirk Fuchs van mening dat de omstandigheden van toen ideaal geweest moeten zijn voor deze fossielen, die in kalkgesteente uit het late Krijt zijn aangetroffen. Boven de zeebodem waarop de inktvissen zijn beland, moet het zuurstofgehalte zo laag zijn geweest dat aaseters er niet leefden. En de sedimentatiesnelheid, dus de snelheid waarmee de bodem door zinkende deeltjes bedekt wordt, was juist zeldzaam hoog. De fossielen behoren tot drie nog onbekende soorten. Fuchs ziet geen wezenlijk verschil tussen deze inktvissen en hun huidige verwanten.

zaterdag 28 november 2009

bbc wildlife collection

Een prachtige vijf-delige reeks over alle facetten van de natuur.

1. Walking with dinosaurs

2. walking with beasts

3. predators

4. wildlife specials

5. Blue planet


Natuurhistorisch zijn dit de meest betrouwbare documentaires die ik tot op heden gezien heb.

Een echte aanrader als je van de wonderen en geschiedenis van de natuur houdt.

donderdag 26 november 2009

Siberische tijger

De Siberische tijger is met uitstereven bedreigd. Volgens een onderzoek van de organisatie Wildlife Conservation Society zouden er nog 56 exemplaren op de wereld rondlopen. Vier jaar geleden werd het aantal Siberische tijgers nog op een 500-tal geschat. Vijftien procent van de Siberische tijgers zou in Rusland leven. De onderzoekers wijten de spectaculaire daling aan stropers en het feit dat de tijgers steeds meer hun leefomgeving moeten prijsgeven.

woensdag 25 november 2009

oudste schaap ter wereld blaast laatste adem uit

Het oudste schaap ter wereld heeft het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. De 23-jarige Lucky bezweek onder de hittegolf die het Zuidoosten van Australie al enkele dagen teistert. De inspanningen om het dier te beschermen tegen de hoge temperaturen konden het arme schaap niet redden, aldus de eigenares Delrae Westgarth. Lucky is exact 23 jaar, 6 maanden en 28 dagen geworden. Haar vermelding in het Guinnes Book of Records was meer dan terecht, want de gemiddelde levensverwachting voor een schaap is slechts 10 tot 12 jaar. Het krasse oudje is onder haar lievelingsboom begraven.

eerste druk Darwinboek jarenlang op wc

Veilinghuis Christie's in Londen verwacht vandaag een eerste druk van On The Origin of Species te verkopen voor 67.000 euro. Het legendarische boek van Charles Darwin, de grondlegger van de evolutieleer, lag jarenlang op een boekenrekje in het toilet van de huidige eigenaars. Ze ontdekten pas hoe waardevol het was toen ze de rug van een andere eerste druk herkenden op een foto. On the Origin of Species werd dag op dag 150 jaar geleden voor het eerst gepubliceerd.

maandag 23 november 2009

link

Wil je alles weten over soorten plus een zeer gedetailleerde uitleg, ga dan zeker eens een kijkje nemen op de zeer interessante website van de Encyclopedia of life namelijk EOL.

Het is werkelijk de bijbel ( soms mag men de knuppel al eens in het hoenderhok gooien) van alles wat leeft op aarde.


Hou je van biologie en natuurlijke historie, zeker doen. Een nieuwe wereld gaat open.

donderdag 19 november 2009

Vijf krokodillen uit oertijd ontdekt in Noord-Afrika

In de Sahara hebben Amerikaanse wetenschappers de fossiele resten van krokodillen met slagtanden en eendesnavels uit de tijd van de dinosaurussen ontdekt. Dat staat in het novembernummer van het blad National Geographic.

Drie van de vijf krokosoorten waren tot nu toe onbekend. De tot zeven meter lange reptielen leefden zowat 100 miljoen jaar geleden op het oercontinent Gondwana.

woensdag 18 november 2009

boek van de week

Captain James Cook: a biography

Author: Richard Hough

Synopsis: James Cook was the last and greatest of the romantic navigators. In his relatively short and adventurous life ( 1728-79) he voyaged to the eastern and western seaboards of North America, the North and South Pacific and the Artic and Antarctic, bringing about a new comphrension of the workd's geography and its peoples. He was the linking figure between the grey speculation of the early Eighteenth century and the industrial age of the first half of the Nineteenth century.

maandag 16 november 2009

wat is extinctie

Een analyse van de term extinctie. Wetenschappers zeggen soms dat een soort plaatselijk is uitgestorven als deze uit een deel van zijn geografische verspreidingsgebied is verdwenen, maar het is beter om de term extintie alleen te hanteren in gevallen waar alle dieren of planten van een soort volledig zijn verdwenen. Het uitsterven van een soort betekent in feite dat zijn geografisch verspreidingsgebied en populatie beide tot nul inkrimpen. Deze twee variabele grootheden, geografische verspreiding en populatie-omvang, die gedurende het gehele bestaan van een bepaalde soort van jaar tot jaar aan schommelingen onderhevig zijn, worden beheerst door wat ecologen beperkende factoren noemen. Deze kunnen in de volgende algemene categorieen worden onderverdeeld: ecologische competentie, predatie en toevallige factoren. Klimaat is een van de voornaamste beperkende factoren van fysische aard; zonder enige twijfel is veel extinctie aan klimaatverandering te wijten. Zo verdween 2,5 miljoen jaar geleden een aantal bosbewonende antilopen uit Afrika toen het klimaat droger werd en de grasvlakten zich ten koste van de wouden konden uitbreiden. Bij ecologische competitie tussen soorten onderling gaat het meestal om voedsel of ruimte. Ook in onze tijd komt het voor dat door het ontstaan van een nieuwe soort of het binnendringen van een bestaande soort in een nieuw gebied een ander daarop lijkend organisme in aantal afneemt en gedwongen wordt om met een kleiner leefgebied genoegen te nemen.De rode eekhoorn ging in Engeland bijvoorbeeld sterk achteruit nadat de grijze eekhoorn daar aan het begin van de vorige eeuw door de mens was ingevoerd. Iets dergelijks zien we als een pas aangekomen of ontwikkelde soort sterk gaat predateren op een al bestaande soort:dit kan ernstige gevolgen hebben als het prooidier slecht opgewassen blijkt tegen aanvallen van de nieuwkomer. Meestal ligt het bij uitsterving lang niet zo eenvoudig en zijn er twee of meer factoren in het geding. Van de zojuist genoemde beperkende factoren spelen de toevallige factoren waarschijnlijk vaak een beslissende rol bij de uiteoindelijke verdwijning van de soorten. Bijvoorbeeld nadat een populatie door fysische omstandigheden, competitie, predatie of een combinatie daarvan is al flink geslonken. Een kleine populatie is kwetsbaarder en op zichzelf vrij onbetekenende voorvallen kunnen dan een rampzalige uitwerking hebben.Als er niet meer dan een paar van de leden van een populatie overblijven,bestaat de mogelijkheid dat in een bepaald jaar mannelijke vrouwelijke dieren elkaar in de paartijd toevallig niet kunnen vinden. Ondanks deze uiteenzetting moeten we toegeven dat er in de geschiedenis van onze aarde weliswaar miljoenen soorten zijn uitgestorven, maar dat wde van een slechts een aantal met enige zekerheid kunnen zeggen waarom ze precies verdwenen. Voor de overgrote meerderheid van soorten geldt dat we hun demografische ontwikkeling of de relevante milieuveranderingen te slecht kunnen reconstrueren om erachter te komen wat zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. Het saat vast dat door steeds veranderende fysische en biologische omstandigheden soorten verdwijnen, maar dat tegelijkertijd andere soorten als gevolg van evolutieprocessen ontstaan-waarbij sommige nieuwe soorten sterk op hun verdwenen voorgangers lijken en andere soorten geheel nieuwe eigenbschappen kunnen bezitten. Dit continue proces van eliminatie van soorten vormt een achtergrondniveau van uitsterven, waartegen de massale extincties zich afspelen.

boek van de week

Joseph Conrad: Victory

Synopsis:Victory was the last of Conrad's novels to be set in the Malay Archipelago. Sub-titled ' An Island Tale', it tells the story of Axel Heyst who, damaged by his dead father's nihilistic philosophy, has retreated from the world of commerce and colonial exploration to live alone on the island of Samburan. But Heyst's solitary existence ends when he rescues an English girl from her rapacious patron and takes her off to his retreat. She in turn recalls him to love and life, until the world breaks in on them once more with tragic conseqeunces. In this love story Conrad created two of his psychologically most complex and compelling characters in a narrative of great erotic power.

zondag 15 november 2009

uitsterven

Het bekken van Parijs, waar Cuvier de geschiedenis van het leven probeerde te ontrafelen, strekt zich uit van Noord-oost Frankrijk langs de kust tot in Nederland. Hier werd in het zoogdiertijdperk ( waarin wij nog steeds leven)een dik pakket sedimeneten afgezet. Uit het feit dat sommige van deze strata fossielen bevatten van mariene soorten en andere van landbewonende organismen leidde Cuvier af dat de Atlantische Oceaan dit gebeid herhaaldelijk heeft overstroomd om zich later weer terug te trekken. Ook in Cuviers tijd begreep men heel goed dat bij het afzetten van sedimeneten de jongste lagen bovenop de oudere terechtkomen. Met deze eenvoudige wet van opeenvolging als uitgangspunt wist hij de geschiedenis van het bekken te reconstrueren door de afwisseling van mariene en terrestische afzettingsintervallen te bestuderen. In zijn Recherches sur les Ossements Fossiles concludeerde Cuvier dat zowel de komst van het zeewater als het weer terugtrekken ervan rampzalig was voor de aanwezige levensvormen: " het leven op aarde is veelvuldig door verschrikkelijke rampen verstoord.Ontelbare organsmen zijn aan dergelijke catastrofen ten offer gevallen. Opdringende wateren hebben de landbewoners verzwolgen;(in andere tijden) heeft het plotseling rijzen van de zeebodem waterdieren op het land achtergelaten. Hun soorten zijn voorgoed verdwenen".

Cuviers reconstructie van wat zich in het bekken van Parijs had afgespeeld was geheel in overeenstemming met het algemene principe van catastrofisme dat het geologisch denken van de achttiende eeuw bepaalde. Volgens deze theorie waren alle geologische verschijnselen het resultaat van geweldige omwentelingen van bovennatuurlijke aard, waarvan de Bijbelse zondvloed de laatste was. Omstreeks 1830 keerde de Engelsman Charles Lyell zich tegen het catastrofisme. Hij zag de wereld als een enorme, natuurlijke machinerie die aan voortdurende, maar evenwichtige verandering onderhevig was: terwijl sommige gebergten langzaam wegsleten, werden andere omhooggestuwd, en terwijl sommige sedimeneten steeds verder verweerden, werden in naburige bekkens nieuwe lagen afgezet. Volgens Lyell was ook het leven gevangen in een dergelijke kringloop zonder vooruitgang. Voortdurend verdwenen er soorten,om plaats te maken voor andere die op hun voorgangers leken. ( Lyell ontweek de vraag naar het ontstaan van soorten: lang nadat Darwin hem met bewijzen voor het bestaan van evolutie had geconfronteerd, bleef hij zich hiertegen verzetten en hield hij krampachtig vast aan het idee dat de grote groepen organismen, zoals de zoogdieren en reptielen, door de geologische geschiedenis heen naast elkaar waren voorgekomen.)Lyell veronderstelde dus dat de geologische geschiedenis het resultaat is van heel gewone aardse processen, die zich geleidelijk in de loop van miljoenen jaren hebben voltrokken. Wat Charles Darwin hieraan nog toevoegde, was niet alleen het bewijs voor de grootscheepse transformatie van levensvormen maar vormde ook een aardse verklaring voor het ontstaan van soorten: door het proces van natuurlijke selectie ontstonden nieuwe soorten uit reeds bestaande.Hoewel hun opvattingen mijlenver uiteenlagen, droeg zowel Cuvier als Lyell bij tot ons huidige beeld van extinctie, al is de algemene opvatting dat Lyell een grotere rol in de geschiedenis van de geologie heeft gespeeld. Inderdaad zijn de geologische verschijnselen grotendeels toe te schrijven aan de alledaagse processen die hij om zich hen aan het werk zag.

uitsterven

Het duurde tot 1768 voor de Franse Paleontoloog George Cuvier de realiteit van uitsterven zo duidelijk aantoonde dat bijna iedereen die zich met biologische wetenschappen bezighield overtuigd werd.Eerst vergeleek hij skeletten van de mammoet-die ten tijde van de laatste Ijstijd door Europa zwierf-met die van de huidige Indische en Afrikaanse olifant, en stelde vast dat het dier tot een andere soort behoorde. Vervolgens wees hij erop dat de mammoet zo groot was dat hij in de moderne wereld onmogelijk over het hoofd kon worden gezien. En, zo redeneerde hij verder, als de mammoet uitgestorven as, dan moet dat ook gelden voor veel andere fossiele soorten die onderzoekers van de levende fauna nooit hadden gezien. Niet allen stelde Georges Cuvier onomstotelijk vast dat uitsterven een feit was, maar hij was ook de eerste die zag dat hele levensgemeenschappen van prehistorische planten en dieren gezamelijk waren ondergegaan bij wat wij nu massale extinctie noemen. Cuvier wist alleen niet zeker of de voorbeelden van dit uitsterven, die hij in de sedimentengesteenten van het bekken van Parijs waarnam, werkelijk op wereldschaal hadden plaatsgevonden of dat zij slechts in een beperkt gebied waren opgetreden. Als creationist van de tijd voor Darwin neigde hij tot de opvatting dat de catastrofen plaatselijk waren. De nieuwe levensvormen die de oude opvolgden waren in feite al bij de oorspronkelijke bijbelse schepping ontstaan en migreerden vanuit andere streken naar het verlaten gebied. Ook kenden Cuvier en zijn tijdgenoten de beginselen van stratigrafische geologie: de studie van gesteentelagen of strata. Sedimenten worden laagsgewijs, in strata afgezet omdat ze tot stand komen als gevolg van onderscheiden afzettingsprocessen. Zo zullen bij de kortstondige toevoer van een grote hoeveelheid water, het meegevoerde zand en de modder bezinken wanneer de stroomsnelheid van het water verminderen. In de moderne geologie noemen we de resulterende afzetting een laag als deze meer dan een centimeter dik is, en boven elkaar zijn afgezet, vormen ze samen een laagpakket dat in de loop van de geologische tijd kan verstenen. Dit zigeheten lithificatie-proces, waarbij modder in schalie en zand in zandsteen verandert, komt voornamelijk tot stand door samenpersing of door aaneenklitting tijdens de kristallisatie van mineralen uit een oplossing, of als gevolg van een combinatie van beide processen. Vooral de oceanen vergaren veel materiaal en fungeren als enorme sedimentatiebekkens, maar ook op het land treedt dit proces op in laagliggende gebieden als moerassen, meerbodems en rivierbeddingen. In warme ondiepe zeeen hopen zich grote hoeveelheden kalkachtig materiaal op, dat bij aanspoelen op de kust witte stranden geeft. Voor het grootste gedeelte bestaat dit zand uit stukjes schelp en resten van andre langs organische weg gevormde calciumcarbonaat-skeletjes.In Cuviers dagen wist men ook al ,in grote lijnen hoe het fossilisatieproces verloopt. Fossielen zijn overblijfselen van vroeger leven. Sommige bestaan uit de oorspronkelijke organische structuren-gewoonlijk de meest duurzame onderdelen zoals schelpen, tanden of botten. Andere fossielen zijn niet meer dan afdrukken van zachte weefseldelen, bijvoorbeeld loopsporen en ook de omtrekken van bladeren en van dieren met weke lichamen die op zacht sediment hun laatste rustplaats vonden.

zeepokken

Zeepokken ( sessilia) zoals de gewone zeepok is een orde van kreeftachtigen. Ze lijken op het eerste gezicht niet op krabben of garnalen, maar behoren evenwel wel tot de rankpootkreeften (cirripedia). Hij zet zich vast op verschillende oppervlakten: op hout, op stenen, op schelpen en zelfs op de huid van walvissen en het schild van zeeschildpadden.De behuizing is vaak wit en steenhard. De vorm kan kegelvormig zijn maar in dichtbegroeide populaties kunnen ze tot hoge zuilen uitgroeien. Ze bestaan uit een huisje van zes kalkplaatjes, met een dekseltje dat uit twee kalkplaatjes is gevormd.De larven van zeepokken hebben nog geen schelp en zwemmen vrij rond. Sommige zeepokken leven volledig ingebed in hun gastheer zoals in de binnenrand van de schelp van de wulk, vooral als die bewoond is door zijn secundaire bewoner: de gewone heremietkreeft. De zeepok leeft op verscheidene plaatsen, maar komt vooral voor in getijdegebieden. Ze kan voorkomen bij golfbrekers, waar ze zich bv op de schelp van mosselen kunnen vastzetten, tot de arctische zeeen waar ze op bultruggen voortkomen. De zeepok hoeft nooit voedsel te zoeken. Het enige wat hij hoeft te doen is " zijn huisje" te openen.Ze openen zich alleen onder water, dan strekken ze zes paar lange poten, de rankpoten, naar buiten. Door heen en weer te bewegen wervelen ze water en voedseldeeltjes naar zich toe. Het voedsel van de zeepok bestaat voornamelijk uit plankton. Als er meerdere zeepokken bij elkaar zitten, gaat dat plankton vangen efficienter, omdat al die wapperende poten een waterstroom op gang brengen.Als nauplius larven zwemmen zeepokken nog vrij in het water rond. Het daaropvolgende stadium, de cyrpis-larve, bouwt een kalkachtig omhulsel, dat doet denken aan dat van een mossel. Hij heeft zich vervolgens op een ondergrond, bijvoorbeeld een steen vast.De kalkschaal wordt steeds harder. De stevige, afsluitbare kleppen omhullen het dier aan de zijde die naar het water is toegekeerd. De fallus van een zeepok wordt in de paartijd zo lang, tot 20 maal de lengte van het dier zelf,dat naastgelegen dieren bevrucht kunnen worden. Zeepokken zijn tweeslachtig.

zaterdag 14 november 2009

boek van de week

The terror: dan simmons

Synopsis: The men on board of the HMS TERROR- part of the ill-fated 1845 Franjlin expedition- are entering a second summer in the Artic Circle without a thaw, stranded in a nightmarish landscape of ice and desolation. Endlessly cold, they struggle to survive with poisonous rations and a dwindling coal supply. But their real enemy is even more terrifying. There is something out there in the frigid darkness:an unseen predator stalking their ship, a monstrous terror clawing to get in.

donderdag 12 november 2009

dinosaurusbotten gevonden

Zuid-Afrikaanse wetenschappers hebben een tot nu toe onbekende dinosaurus ontdekt.Dat maakten zij zelf bekend in het wetenschappelijk tijdschrift " Proceedings of the Royal Society B". De botten van de dinosaurier zijn opgegraven in de omgeving van de stad Bloemenfontein. " We wisten dat er waarschijnlijk fossielen lagen, maar we hadden nooit verwacht dat we iets van deze omvang zouden vinden" vertelt hoofdonderzoeker Adam Yates. De gevonden dinosaurus Aardonyx Celestea genoemd, leefde ongeveer 195 miljoen jaar geleden en was ongeveer 7 meter lang. " De dinosaurier liep waarschijnlijk op zijn achterpoten, maar kon dat ook op zijn vier poten. Het dier had platte voeten met grote klauwen die zijn gezicht konden dragen".

De aardonyx is volgens de onderzoekers verwant aan de sauropoden. Deze dinosaurier leefde ong honderd miljoen jaar later en konden tot 30 meter lang worden.

woensdag 11 november 2009

Oermens had tussenstop in groene Sahara

Onze voorouders verlieten zo'n 120.000 jaar geleden hun Oost-Afrikaanse bakermat en trokken naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Azie en later Europa. Op zijn route naar het Noorden verbleef de oermens in de Sahara en de Sahel, waar het nu te droog en te heet is om te wonen. Destijds groeiden daar echter bomen en heerste er een vochtig klimaat.Daar zijn onderzoekers van het NIOZ en de universiteit van Bremen achtergekomen, na studie van sedimentlagen tot bijna 200.000 jaar oud in de bodem van de Atlantische oceaan ten westen van Guinee, op een diepte van 3 km. Daarin vonden ze resten van de waslaag die bomen en planten beschermt tegen de uitdroging door de zon. Het stof kwam daar ooit terecht door winden.

Na analyse van de wasmoleculen concludeerden de onderzoekers dat de Sahara en de Sahel groene en vochtige gebieden waren gedurende drie perioden 120.000-110.OOO, 50.OOO-45.000 en 10.000 en 8000 jaar geleden. Toen konden bomen goed gedijen. De oudste twee perioden vallen samen met de tijd waarin de oermens uitzwermde vanuit Oost-Afrika naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Azie en tenslotte ook naar Europa. Deze migratie was mogelijk door het vochtige klimaat en de bijbehorende vegetatie in Noord-Afrika. Toen het daar droger werd, vertrokken onze voorouders naar gunstigere leefomgevingen. Sommige keerden terug naar Oost-Afrika, andere steken over naar Europa.

boek van de week

De Plaag: David Reybrouck

zaterdag 7 november 2009

pro's van de evolutie: vormverwantschap

Op dit sterke argument werd al ingegaan bij de bespreking van de Origin of species. De vergelijkende anatomie van de gewevelde dieren wijst op een identieke bouw. De vergelijkende beschrijving van de monddelen van de insecten toont aan dat alle insecten in wezen dezelfde monddelen bezitten, die slechts in hun vorm en in de proporties verschillen. Alle hogere planten hebben dezelfde grondstructuur, ze zijn alle opgebouwd uit deze drie elementen: blad, stengel en wortel. Waardoor die overeenkomst? Het antwoord luidt: de levende wezens zijn verwant, grote groepen bewijzen hun herkomst van één oervorm, wat krachtig pleit voor de afstammingsleer. Er staat, dat moet steeds worden herhaald, ook geen andere verklaring ter beschikking.

vrijdag 6 november 2009

paard ligt genetisch verrassend dicht bij de mens

Het genoom van het paard ligt verrassend dicht bij dat van de mens. Tot die conclusie komt een internationaal team wetenschappers, dat zijn bevindingen vrijdag in het wetenschappelijk tijdschrift Science zal publiceren. Het genoom van het paard vertoont grote gelijkenissen met dat van andere zoogdieren, zoals de mens, die genetisch dichter bij het paard staat dan de hond.

Zo zijn 17 van de 32 chromosomen bij paarden vergelijkbaar met die van de mensen. Paarden zijn ook vatbaar voor meer dan 90 erfelijke ziekten die gelijkenissen vertonen met die van de mens." Daardoor zou de identificatie van de genen die verantwoordelijk zijn voor deze ziekten ook het begrip ervan moeten verbeteren, zowel bij de mens als het paard", zo verklaart Kerstin Lindblad-Toh, hoofdauteur van het onderzoek en directrice wetenschappen aan het M.I.T en Harvard.

Het genoom van nhet paard bevat 2,7 miljard " letters"-de moleculen die het DNA vormen-en dat is net iets meer dan de hond en iets minder dan de mens ( 2,9 miljard letters). Volgens het onderzoek zijn er net iets meer dan 20.000 genen van het paard die de proteinen coderen. Daarvan zijn er ong 17.000 vergelijkbaar met die van de mens, de muis en de hond.

sabeltandtijger was mietje in vergelijking met holenleeuw

Ondanks hun sabeltanden waren sabeltandtijgers eigenlijk maar doetjes in vergelijking met andere grote katten uit hun tijd en in vergelijking met de meeste die vandaag leven. Dat is de opmerkelijke conclusie van een nieuwe wetenschappelijke studie.Smilodon fatalis of de sabeltandtijger, was iets kleiner dan een leeuw maar wat zwaarder gebouwd. Hij stierf 10.000 jaar geleden uit. Het dier had twee grote slagtanden ( tot 18 cm lang), sterk vergrote hoektanden in de bovenkaak, die ook bij gesloten bek naar voren staken. U kent hem misschien nog het best als Diego in de Ice-Age films.

De echte heerser van de tijd was blijkbaar de holenleeuw ( panthera anthrox), een 10.000 jaar geleden uitgestorven verwant van de huidige leeuw die zo'n 35 meter lang was.

waarschuwende kleuren

De wesp heeft afwisselend geel- en zwartegekleurde segmenten van het achterlijf. Het hele dier trouwens is een mozaiek van geel en zwart. Wie zich eenmaal aan een wesp vergrijpt, zal zich de steek herinneren zodra hij een insect ziet dat geel en zwart is.Een pad of een kikker, die een wesp hapt, doet dit geen tweede keer. De waarschuwende kleur is van nut. Men vraagt zich af om welke reden de tijger er wat de kleur betreft, uitziet als een wesp. Geen dier zal zich aan de tijger vergrijpen, dat is waar. De tijger vergrijpt zich integendeel graag aan andere dieren die in dit geval van nature door de kleur gewaarschuwd zouden zijn. Maar het voordeel ligt dan aan hun kant en niet aan die van de tijger. Herhaaldelijk heeft Darwin benadrukt dat geen levend wezen zich door de natuurlijke teeltkeus kan doen voorzien van eigenschappen die voor de andere soorten nuttig zijn. Zulke eigenschappen bestaan daardoor, naar zijn overtuiging, niet. Het nut van de geel-zwarttekening moet elders worden gezocht en word ook gemakkelijk gevonden door iemand die een tijger in zijn nabije omgeving heeft gezien.

donderdag 5 november 2009

pro's evolutie: beschermende kleuren

Welbekende eigenschap van veel dieren! De ijsbeer is wit. De poolvos, de sneeuwhaas en het sneeuwhoen zijn wit. De hermelijn is in de winter wit, op het puntje van de staart na. Over de hermelijn heb ik mij dikwijls verbaasd, niet alleen vanwege dat puntje ( dat niet op een zwart stokje lijkt), maar omdat het dier ook in onze sneeuwarme winters wit is. Men kan niet alles verlangen. De schol is nauwelijks van het zand, waarop de vis ligt te onderscheiden. De boomkikker is groen als het blad van een boom en kan zijn kleur nog een weinig aanpassen aan de kleur van de bladeren. Wat dat laatste betreft wordt de boomkikker ver overtroffen door het kameleon, dat in rap tempo van bijna zwart tot haast doorschijnend geelgroen kan veranderen, met alle kleuren bruin en groen daartussen.Is voor zijn hyperadaptatie een andere uitleg te vinden dan die van de afstammingsleer? De levende wezens van dezelfde soort, die door hun kleur opvielen, waren een gemakkelijke prooi voor hun vijanden. De beschermende kleuren pleuitten voor de afstammingsleer van Darwin. Dat het kameleon zijn kleurveranderend vermogen ook gebruikt voor het geheel andere doel namelijk temperatuurregulatie is met de kleuraanpassing niet in strijd.Blijkbaar kan dezelfde eigenschap verschillende doeleinden dienen.

natuurlijke selectie

Natuurlijke selectie zegt in essentie dat " de sterken overleven". Het basis-idee is dat wanneer een verandering optreedt, dat dan die organismen het best zullen gedijen die het best aan de nieuwe omstandigheden zijn aangepast. Zij die niet goed zijn aangepast zullen niet in staat zijn omte concurreren. Darwin stelde dit principe voor nadat hij enkele vogelpopulaties had geobserveerd. Hij merkte op dat dieren binnen één soort zoal kleine variaties in hun karakteristieken hadden, en dat deze karakteristieken er toe leidden dat sommige dieren beter waren aangepast aan bepaalde condities. Darwin's theorie was dat de betere aangepaste dieren met het verstrijken der tijd zouden openbloeien en dat de andere compleet zouden uitsterven. De resterende populatie zou dan volledig bestaan uit dieren met de " betere" eigenschap. Hij beredeneerde dat dit over lange tijdsperioden zou kunnen resulteren in een soort die genoeg eigenschappen had veranderd om zich tot een totaal verschillende soort te hebben ontwikkeld, bijvoorbeeld een vis die een kikker wordt.

de pro's van de evolutie

De geschiktheid of aangepastheid van de levende wezens: Men hoeft een meeuw maar enkele minuten te hebben zien vliegen om vast te stellen dat de vogel voor vliegen goed toegerust is.Het kan niet beter. De zwaluw die met de bekende kreten door de lucht scheert, en ter wille van de prooi de vlotste wendingen maakt, is perfect voor zijn taak berekend. De vis beweegt zich als een vis in het water. De vleermuis, die in het donker vliegt, neemt door echo-orientatie, te vergelijken met een radarsysteem, zijn omgeving en zijn prooi waar. De uil,die de muis niet met gefladder van vleugels moet verschrikken, vliegt dankzij bepaalde veren geruisloos. De ijsbeer heeft haren in de naden van zijn voetzolen, waardoor hij zich op het ijs zonder vallen laat voortglijden. De pinguins zwemmen met hun ' hulpeloze' vlerken sneller dan de vis; als ze in de vrieskou broeden, schuiven ze het ei tussen buik en voet. De kameel drinkt acchttien emmers water, waarna hij lange tijd geen vocht behoeft; als het vet uit zijn vetbulten verteert weet het dier het water, dat bij het verteringsproces vrijkomt, als zodanig te benutten. Zijn voeten zijn breed en hebben een elastisch kussen, waardoor de kameel niet in het losse zand wegzakt. Met een dikke laag eelt zijn enkele plekken bedekt waarop hij bij rusten ligt, wat maakt dat het dier een zeer hete bodem verdraagt. Bij de planten heerst eendezelfde geschiktheid. Helm heeft zandbindende wortels. Klimop bezit aparte wortels voor het klimmen. Kamperfoelie heeft een sterk windende top waardoor de plant vroeg of laat houvast vindt en hoger kan groeien. Zonnedauw is, op elk blad, subtiel toegerust met lange klierharen die aan de top een kleverig, insecten verterend vocht afscheiden. Is het insect leeggeteerd, dan worden de draden droog, wat maakt dat de insectenhuid wegwaait of afvalt.Allemaal hoogst eenvoudige voorbeelden van wat ieder in de levende natuur aantreft: de grote geschiktheid van het levende wezen. De vraag die zich opdringt, is: hoe kwam de slimme geschiktheid tot stand? Wie uitsluit dat van een echte slimheid gesproken mag worden, krijgt maar één antwoord. Dat heeft de natuurlijke teeltkeus gedaan. Dat spreekt het dadelijk vanzelf dat de perfecte toerusting alom te zien is; wat niet perfect was, stierf uit.

oudste neef van Tyrannosaurus Rex ontdekt

Een Duits-Brits wetenschappelijk team heeft de oudste verwante van de Tyrannosaurus Rex ontdekt. De oerdino was slechts rond de drie meter lang en dus kleiner dan de T-Rex, maar beschikte over zeer scherpe tanden. Dat berichtte het Natural History Museum vandaag in Londen.

Het dier met de naam Proceratotaurus leefde zowat 100 miljoen jaar voor zijn bekende neef. Het fossiel is 165 miljoen jaar oud. De nu herontdekte schedel van het dier werd reeds 100 jaar geleden uitgegraven, maar kon toen niet zo exact geanalyseerd worden en lag lange tijd op een verkeerde plaats in het museumarchief.

" We hebben hier negen miljoen fossielen onder onze hoede" zei de dinosauriers-experte van het museum, Angela Miller. " Het was een geweldige verrassing toen onze analyse aantoonde dat we de oudste verwante van de T-Rex hadden gevonden".

Ze had samen met Oliver Rauhut van de Beierse staatsverzameling voor paleontologie in Munchen en andere collega's de schedel onder andere met computeromografie onderzocht.

dinsdag 3 november 2009

amfibieen zijn de meest bedreigde diersoort op aarde

De op het land en in het water levende soorten lijden steeds meer aan de vooral door de mens veroorzaakte wijzingen van het milieu. Dat blijkt uit de nieuwe rode lijst van de UICN. In totaal zijn van de 47.677 onderzochte dier en plantensoorten 17.291 met uitsterven bedreigd, een stijging in vergelijking met het vorige onderzoek midden dit jaar. Volgens UICN-experte Jan Smart bestaat er geen wetenschappelijke twijfel over dat de ernstige bedreiging van de soorten stijgt. Het voor volgend jaar gestelde doel, de terugloop van de soortenrijkdom in te perken, zal niet bereikt worden, berichtte de milieuorganisatie. Als voorbeeld voor de bedreiging van de amfibieen door de mens werd de Kihani Veporisator aangehaald. Deze dwergpad leeft enkel in de kloof van de Kihani-rivier in Tanzania. Omdat het water met 90 procent werd omgeleid voor een krachtencentrale geldt de soort, die ooit een populatie van 17.000 exemplaren telde, als uitgestorven.

maandag 2 november 2009

boek van de week

Koude rillingen over de rug van Darwin: Jan Hendrik van den berg

James Cook: derde reis

Cook's derde reis was bedoeld om een Noordelijke vaarroute te vinden tussen de Pacifistische en Atlantische oceaan. Voor deze reis kreeg hij hulp van een jonge William Bligh, die zoals Cook briljant in navigatie was. Ondanks hun inspanningen, werd er geen navigeerbare route gevonden. Wel exploreerde ze de Westkust wat later Brits-Columbia zou worden, en gingen terug naar Hawaii, toen nog gekend als de " Sandwich-eilanden". Door een serie van onfortuinlijke gebeurtenissen en misverstanden, werd Cook vermoord door de Hawaiieense bevolking in 1779. Zijn schip keerde achttien maanden later naar Engeland terug, in oktober 1880 om precies te zijn.

James Cook: tweede reis

Op zijn tweede reis, met zijn beroemde schip Resolution, zeilde hij verder zuidwaarts dan ooit één Europeaan geweest was. Hij vaarde rond Antartica, maar het ijs dat het eiland omringde belette hem om het land zelf te zien. Het bestaan van Antartica als een landmassa bleeft onontdekt tot 1840. Hij keerde naar Engeland terug in 1775 en werd gepromoveert tot Kapitein, en mocht toetreden tot de Royal Society.

james cook: eerste reis

Gedurende Cook's eerste ontdekkingsreis, die begon in 1768 en eindigde in 1771, beschreef en maakte hij kaarten aan van vele regio's in de Zuidzee die voor vele Europeanen onbekend waren. Omdat hij zo geintrigeerd was door de grote collectie van botanische soorten gecollectioneerd door Banks en Solander, besloot hij om tijdens een stoop aan de Oostkust vanAustralie, de natuurlijke haven om te dopen tot " Botany Bay".

Na zijn terugkeer naar Engeland werd Cook's roem bijna overschaduwd door de roem van Banks, maar zijn reputatie bij de Royal Navy was verzekert. Omdat hij bijna nooit thuis was, werd een tweede missie gepland. Banks maakte zo'n uitzonderlijke plannen voor de uitrusting van het schip dat Cook er zich noodgedwongen moest bij neerleggen. Nadat de Admiraliteit de beide heren hun kant van het verhaal had beluistert, besloot de Admiraliteit voor Cook te kiezen.

james cook en de vitamine C

Kapitein Cook promoot de praktijk van het eten van zuurkool en limoensap om scheurbuik tegen te gaan, gebaseerd op studies van DR. James Lund in 1747. Cook stuurde zijn personeel ook aan om zich regelmatig te wassen inclusief hun eigenste bezittingen, en regelmatig oefeningen te doen op het bovendek. Het was niet voor 1795 dat limoensap ratsoeneringen werden voorzien voor alle matrozen in de Royal Navy, en daarom worden deze matrozen tot op de dag van vandaag " Limeys " genoemd. Vitamine C, zou niet ontdekt worden voor 1932, tot W.A. Waugh en C.G. King van de Universiteit van Pittsburgh, en Albert Srent Gyorgi, een Hongaarse wetenschapper, de vitamine identificeerde als een belangrijk bestanddeel van het menselijke dieet.

james cook: eigenzinnige wereldreiziger

Midden in de 18 de eeuw was er eigenlijk nog geen derde van de wereld ontdekt: voor vele mensen in Europa was dit onbekend land. De reizen die toen werden aangeduid als ontdekkingsreizen waren geen pleziertochten. Die meerderjarige ontdekkingsreizen waren reizen naar het ongewisse, waar alles van de voltallige bemanning op zo'n schip geeist werd. De levensomstandigheden aan boord waren allesbehalve aangenaam. Ze waren eerder katastrofaal, doorspekt met ziektes, zware onweders, bedrog en muiterij. Statistisch gezien was een gezonde terugkeer dan ook heel onwaarschijnlijk. Zo'n reis trok dan ook mensen aan met soms een bedenkelijke reputatie, de keerzijde van de medaille was dan meer dat deze lui naar huis konden keren als echte burgers, mits ze het overleefde. Bij die mensen was ook James Cook. Vanuit een arme landbouwersfamilie schopte hij het tot kapitein van de Royal Navy en trad hij toe tot de Royal Society. Bovendien was hij erg bedreven geraakt in Maritieme aangelegenheden en had hij veel discipline. Cook was een rijzige gestalte van 1,83 m, met een ietwat nors aangezicht, die zelden lachte en alleen zijn emoties toonde in zijn onderdekse kajuit. Zijn doorzettingskracht was legendarisch en dat verwachtte hij dan ook meteen voor al zijn personeel dat bij hem aan boord was. Van de moment dat hij nog maar dacht dat zijn bemanning begon te klagen en te jammeren, kwam hij al luid brullend en stampenvoetend op het dek om zijn matrozen te betichten en aan te manen om verder te werken in uiterste discipline. Cook was een man die weinig met andere converseerde, en dat eigenlijk ook niet graag deed. Schrijven daarentegen deed hij eens zoveel. Eens hij terug was in Londen zette Cook zich steevast aan het schrijven over zijn wedervaren in de Stille Zuidzee, en al zijn ontdekkingen en waarnemingen noteerde hij met stip in zijn journaals. Ook had hij veel tegenkantingen, zoals bijvoorbeeld die ene keer dat ze over hem berichten dat zijn ontdekkingen die hij op zijn ererste reis had gedaan " niet zo uitzonderlijk groot" waren. Hij had volgens de Kroon ook niet die ontdekkingen gedaan die belangrijk waren voor het land. Wel introduceerde hij de titel " edele wilde". als hij zijn emoties toonde dat was dit geschriften waarin hij zich verdedigde tegenover zijn criticasters. " Wij brengen droefheid mee en ongekende ziektes die daarvoor nog niet gekend waren, en die nu kunnen onderzocht worden, we excuseren ons ervoor dat we jullie gelukzalige rust verstoren, die jullie voorvaderen jullie geschonken hebben".

Als C ook zijn menselijke gedaante toonde dat was dat in de nabijheid van zijn gezin. Al weten we niet veel over de relatie met zijn vrouw Elisabeth en zijn kinderen. Uiteindelijk zag Cook zijn familie amper of noooit door het feit dat hij drie wereldreizen heeft gemaakt in zijn leven die alle drie meerdere jaren duurde.

zondag 1 november 2009

de kleuren van de natuur

Je hoort vaak dat rood, bruin, groen en geel de kleuren van de natuur zijn.

Waarom is er geen blauw in het bos?

Je kunt niet zeggen dat rood, bruin, groen en geel de kleuren van de natuur zijn. ' De natuur' is een heel breed begrip, en ook blauw is er op vele plekken: de zee, de lucht en sommige bloemen zijn blmauw, en vogels hebben wel blauwe veren. Wel zie je rood en bruin, groen en geel vaak in planten. De celwand van planten bestaat overwegend uit cellulose en de houtstof lignine. Deze stoffen geven de planten hun interne sterkte, maar ze zijn moeilijk af te breken. Als de bladeren vallen komen ze op de bosbodem terecht en gaan ze er bruin en donker uitzien, omdat ze een groot deel van het zonlicht absorberen. s' zomers is groen de dominante kleur bij planten. De pigmenten in de bladeren die het zonlicht opvangen, absorberen vooral energie in het blauwe en rode eind van het spectrum van het zonlicht, en kaatsen het groene deel van het zonlicht daarom terug. In de herfst worden de bladeren van loofbomen vaak rood en geel omdat de groene chlorofylpigmenten worden afgebroken en dan zijn andere kleurpigmenten te zien. Veel dieren gebruiken de felle kleuren in huid, vacht of veren bijvoorbeeld om elkaar te herkennen of het signaal te geven dat ze gevaarlijk zijn. Waar veel diersoorten dicht bij elkaar leven, zoals in het tropisch regenwoud of in het koraalrif, zie je een explosie van kleuren die de plantenkleuren ruimschoots overtreffen. Welke kleuren je de 'kleuren van de natuur' noemt, hangt dan ook of van de plek waar je je bevindt.

Voetafdruk laat sporen na

Sensationele vondst van 1,5 miljoen jaar oude voetsporen is het oudste bewijs dat mensen toen al liepen zoals wij.

In de buurt van het huidige Noord-Keniase dorpje Ileret bij het Turkanameer liet een groepje prehistorische mensen een reeks van ruim 30 voetafdrukken in versteende modder achter. Deze sporen stammen uit een belangrijke periode voor het menselijke geslacht, Homo, waarin we rechtop lopend de wereld veroverden. Het is niet zeker welke Homo-soort de voetsporen achterliet, maar volgens de Amerikaanse en Britse onderzoekers die de sporen vonden, zijn ze mogelijk van Homo ergaster of Homo erectus, de eerste voorouders met het postuur en de afmetingen van de moderne mens. De sporen zijn gevonden op een acht meter hoge rots met versteende lagen van sedimenten die zijn afgezet toen de rivieren door het smeltwater jaar na jaar buiten hun oevers traden. In twee sedimentlagen, met 10.000 jaar ertussen, zijn vier rijen afdrukken plus losse voetafdrukken gevonden. Nauwkeurige lasermetingen van de paslengte en de drukverdeling tonen aan dat de mens van toen ongeveer hetzelfde moet hebben gewogen en gelopen als wij. Eveneens blijkt dat de voet van de hiel naar de grote teen werd afgewikkeld, precies zoals de moderne mens doet. De voet van toen had een hoge voetboog die als een veer het gewicht opving, net zoals dat nu bij ons gebeurt. Bij de enige andere gevonden voetsporen van onze voorouders, de 3,75 miljoen jaar oude voetsporen van Laetoli in Tanzania, is daarentegen nauwelijks een voetboog te zien. De afdrukken vertonen kenmerken van een veel primitievere loopwijze, die meer energie kost en die lijkt op die van de huidige chimpansee. Juist het feit dat mensen gingen rechtop lopen wordt beschouwd als een spectaculaire ontwikkeling, want toen konden onze vroege voorouders voor het eerst pas grote en nieuwe gebieden verkennen. Tot dusver was er slechts weinig bekend over de ontwikkeling van de voet en de rol van de voeten in de evolutie van de mens, omdat er nooit versteende voetbotjes zijn gevonden.

mieren die zichzelf klonen

Hier keken de geleerden van op: DNA tests van de mierensoort Myocepurus Smithii toonden aan dat dat deze soort vooral uit vrouwtjes bestaat, en dat die vrouwtjes zich alleen ongeslachtelijk voortplanten. Alle mieren van deze familie zijn klonen- genetisch identieke exemplaren-van de koningin. Dat blijkt uit een mierenonderzoek dat in het Amazonegebied is verricht door Anna Himler, bioloog aan de Universiteit van Arizona. Bij andere diersoorten was al eerder geconstateerd dat er mannetjes geboren werden door ongeslachtelijke voortplanting. Toen de onderzopekers de geslachtsorganen van de mieren onderzochten zagen ze dat sommige voortplantingsorganen bij de mier ontbraken. Volgens Anna Himler kent de voortplanting zonder seks voor-en nadelen: de mieren kunnen zich geheel concentreren op het produceren van schimmels om op te eten, maar ze zijn ook een makkelijke prooi voor parasieten, omdat genetisch identieke mieren een zwak immuunsysteem hebben.

Madagaskar telt 200 nieuwe kikkersoorten

Met een nieuwe methode om kikkersoorten op Madagaskar te beschrijven kwamen biologen van het Spaanse Museo Nacional de Ciencas Naturales erachter dat er mogelijk bijna twee keer zoveel soorten zijn als de 244 soorten die al waren beschreven. Wetenschappers integreerden daarbij de genetische, fysieke en akoestische gegevens van de kikkersoorten die al op het eiland bekend waren. Ook voerden ze genetische analyses uit bij 2850 kikkers die waren verzameld op 170 verschillende plekken op Madagaskar. Deze kikkers vertonen een grote genetische diversiteit. Op grond van andere gegevens en eerder opgestelde stambomen nemen de biologen aan dat er waarschijnlijk twee keer zoveel kikkersoorten op Madagaskar zijn dan tot nu toe ontdekt. Ze schatten het aantal tussen de 373 en 465. Wereldwijd is het aantal kikkersoorten in de afgelopen tien jaar met 19,4 % gestegen: er zijn nu 6449 geregisteerde soorten. Volgens de Spaanse biologen zijn er aanwijzingen dat het aantal kikkersoorten op aarde twee tot vier keer zo groot zal blijken te zijn wanneer ze ooit allemaal in kaart zijn gebracht.